zondag 18 juli 2010

I. Het Begin van het Einde

Deel 1 van een drie-delig verhaaltje: "Het Begin en het Einde van het Einde"
Vier jaar geleden begon het. Het begin van wat nu het einde lijkt te gaan worden. Ik was getrouwd, niet gelukkig maar wel getrouwd. Zelfs had ik twee kinderen, een zoon en een dochter. Beide al ruim hun puberjaren ontsprongen. In mijn slaap werd ik verliefd op een andere vrouw, een betere, een leukere, een fijnere dame. Met deze dame bedroog ik in de nachtelijke uren mijn vrouw. Maar dromen zijn bedrog en ik bedroog dus niet alleen mijn vrouw maar ook mijzelf. En een dag werd ik wakker in het echtelijke bed. De wekker was gegaan, ik keek naar de wekker. Keek naar mijn vrouw en keek toen maar weer naar mijn wekker en bleef er naar kijken. Je hebt zo je voorkeur. Het was ook het moment dat ik besloot nog een maal door de voordeur te gaan om nimmer meer terug te komen. Nooit om hier weer te wonen. En dat deed ik. Spijt heb ik gehad, ja zeker. Vaak heb ik van mijn vrouw het verwijt gehad dat ik een dromer voor hele dagen was, en dat wilde ze niet. Alleen een dromer voor halve dagen was welkom. Ze wilde geen man die aan elke deur waar duwen opstond ging trekken. Mijn huwelijk was dus over. Net te laat, de eerste fruitvliegjes waren namelijk al op het echtelijke bed geland. Fruitvliegjes hebben de gave om bederf altijd net iets eerder door te hebben dan mensen.
Ik trok dus weg. Weg van mijn vrouw, weg van mijn kinderen. Op weg naar een nieuw leven, een leven met de dame uit mijn dromen. Haar heb ik nog niet mogen vinden. Wel trof ik een andere vrouw, een vrouw die niet uit mijn dromen kwam maar uit het oosten van Azië. Mooi, ja dat was ze. Onverstaanbaar, dat ook. De taal van hier sprak ze niet, maar wat hindert dat. Zacht zong ze een onverstaanbaar lied, een lied wat altijd halverwege op hield. Nooit kreeg ik het einde van het lied te horen.
Ze had haar verleden achter haar gelaten, ergens ver weg in het Oosten. Geen banden in het Land, alleen in het Oosten. En juist die banden had ze doorgesneden. Ik trachtte hetzelfde te doen, alleen lukte dat niet. Mijn inmiddels voormalige vrouw wilde mij niet meer zien, dus dat was gelukt. Alleen kinderen kun je niet achter laten, ze dragen iets van je bij je en daarom zijn ze hoe dan ook voor altijd met je verbonden. En dat moest ik weten ook. Eens in de twee weken moest ik erlangs. Eerst wilde ik het wel, later minder. De banden werden langzaam losser, maar geen van allen kon ze daadwerkelijk los snijden. De wil was er, de intentie ook alleen de capaciteit ontbrak. Daarom bleef ik ze zien. Mijn nieuwe vriendin was niet gewenst, werd zelfs veracht en laagdunkend bekeken door mijn oude omgeving. Daarom wilde ik ze niet meer zien. Gezamenlijk een toekomst starten met haar, de Oosterse dame, dat wilde ik wel. Samenwonen en samen een zaak beginnen, daar ben ik toen maar aan begonnen. Dat was simpel. Je huurt een appartement in een kleine plaats in het midden van het Land. Een andere plaats dan waar je eerst woonde, maar wel in de buurt - je moet immers eens in de twee weken nog bij je kroost langs. Het nieuwe huis is wel kleiner dan het oude. Ergens boven een kroeg in het centrum. Een keuken, een grote kamer die tevens een slaapkamer was en een klein kamertje. Dat is alles, maar het is voldoende.
Mijn Oosterse vriendin ging ook voor mij werken. Het klinkt raar voor een zestig jarige man, maar het is nu eenmaal zo. En werken, dat kon ze. In een goedlopende zaak in het westen van het Land, daar kneep ze op vakkundige wijze mensen uit. Mensen die geloofde in de helende werking van het Oosten. De zaak draaide goed, maar naar mate de zaak beter liep ging het thuis slechter. Soms wilde ze meer geld, soms kreeg ze het. Soms begon ze uit het niks hysterisch te krijsen, roepende als een gekke in een onverstaanbare taal. Hoge gillen galmden dan door het huisje. Alleen door haar stevig vast te pakken kon ik haar dan kalmeren. Ooit had ze de gaskraan opengedraaid en een mes gepakt. Zo gauw als het kon pakte ik het mes af en deed de kraan weer dicht. Blootsvoets vluchtte ze de straat op. Waarheen weet ik niet. In de auto ging ik naar haar op zoek. Op zoek door de staten. Leeg waren ze, die straten. Op zoek ging ik, tot ik haar weer zag lopen. Verward rende ze maar door en door. Ik er achteraan, in de auto. Hysterisch was ze aan het krijsen. Mensen werden wakker en keken versuft uit de ramen. Later werd het uitgelegd als een poging tot doodslag. Alleen maar omdat mensen zo negatief mogelijk willen denken. Ik wilde haar niet dood, alleen maar weer bij mij hebben. En zo ging het nog een tijdje verder.

1 opmerking:

  1. Goed geschreven! De hoofdpersoon lijkt nogal met zichzelf in de knoop te zitten, maar hem vallen wel vooroordelen ten deel, zoals die poging tot doodslag. Het lijkt allemaal aan het begin van een escalatie te staan.

    BeantwoordenVerwijderen