zondag 18 juli 2010

Moord op het Binnenhof, 5

De flits
‘Ha, meneer de rechercheur nietwaar? Ik heb al over u gehoord.’ Peter J voelde een voorzichtige hand op zijn schouder. Juist nu hij een schemerige kamer in wilde lopen die hem vanaf de trap was opgevallen. De man had een zachte stem met veel lucht. Zijn huid was dun, maar de ogen schitterden hem vriendelijk tegemoet.
     ‘Dat klopt’, zei Peter J, ‘en met wie heb ik de eer?’
‘Nou’, zei de man, ‘dat is nogal een verhaal apart. Wie ik ben. Niet zo eenvoudig uit te leggen. Ook ligt het eraan wie je het vraagt. Zo zal de gemeenteambtenaar iets heel anders zeggen dan de baas van Facebook. Die laatste is inmiddels trouwens multimiljardair, wist u dat? Een halve crimineel natuurlijk, steelt ieders persoonlijke gegevens en verkoopt de boel aan derden, zonder enig gevoel voor verantwoordelijkheid. Koelbloedig typetje als je het mij vraagt. En sinds de vingerafdrukaffaire (*zie NB onderaan), je weet wel, de enige student en overleden held [hier articuleerde de man zo goed dat alle lucht even uit zijn stem verdween] in heel Nederland die de staat aanklaagde omdat een paspoort alleen te verkrijgen is als onze vingerafdrukken in een databank opgeslagen worden... nou, sindsdien weet helemaal niemand meer wie ik ben. Want die vingerafdrukken heb ik uit mijn paspoort geknipt.
Toch heb ik zo’n twee en een half duizend vrienden. Dat is toch echt niet niks.
Maar ik noem mezelf Klaas, als je dat bedoelt. Meestal dan.
Zie je dat raam? Daar heb je een prachtig zicht op de Hofvijver en de flanerende stadsgangers. Daar sta ik vaak. Het is zo’n zeldzame plek in Den Haag waar niemand iets van je wil, gewoon omdat ze je niet kunnen zien’.
     Peter J deed z’n mond open om wat te zeggen. Het moest iets worden met een gedecideerde klank, een stevige handdruk erbij, rechte rug, en blik op vooruit. Maar toen gebeurde er iets wonderlijks. Hij zag zichzelf in een flits bij dat raam staan, en wilde daar niet meer weg.
Bijna tegelijk klonk er een schelle lach vanaf het terras beneden. Maar dat hielp niet. De flits bleef.

‘Kom maar’, zei Klaas. ‘Ga even zitten. Het geeft niets’. Peter J was opeens, na vijf minuten met open mond gezwegen te hebben, hevig snikkend in zijn armen gevallen. ‘Ik haal een glaasje water voor je. Hier, pak gerust die stoel en kijk even naar buiten, toe maar, dan kom ik zo terug’.
Het was geen stoel maar een kruk met lange poten en korte rugleuning. Een uitzichtstoel, als die bestaan. Ja die bestaan, in hotel New York had hij er een gezien voor een hoog raam. Daarvandaan kon familie vroeger kijken en zwaaien, of konden mensen een tijdje hunkeren voordat ze de boot namen. Ook had hij zo’n kruk wel eens bij een Ierse vrouw thuis zien staan. Die zat daar elke middag naar de oceaan te kijken.
     Ik moet weg, dacht Peter J, ik wil weg. Vlug draaide hij zich om en zonder verder nog iets te zien, laat staan te observeren, snelde hij de trap af en naar buiten. Bij de haringtent aan de vijver kocht hij een koffie, een portie kibbeling, een ijsje, en nog een softijsje. ‘Jij ziet er verwilderd uit’, zei de haringman, ‘ben je komen zwemmen? Geintje hoor, goede keus trouwens, u wist zeker dat we momenteel een moeilijke haring hebben, het is een rampjaar. Onder druk van die verdomde commercie is onze Hollandse nieuwe veel te vroeg uit zee gehaald’. Peter J’s gezicht stond bezorgd, hij knikte een paar keer en liep toen met volle handen door het poortje het Binnenhof op.

---

* NB: stichting Privacy first adviseert nu hun standaard brief te gebruiken en te verspreiden.

1 opmerking:

  1. Wat een spannend vervolgverhaal! Heel knap geschreven vind ik. Ik zie uit naar de volgende afleveringen!
    Marieke

    BeantwoordenVerwijderen