zondag 29 augustus 2010

Schrijvers van Zomer van Tien

- Alicekaren, - F.M.P.A. Bonga, - Brigitte, - hawee,
- Hh grunchman, - Jules de Keiser, - Simon, - Sütbrod ,
- Raoul Markaban,- Hekkie Pees, - Marike Verheul.


Dit waren de schrijvers van Zomer van Tien. Dank voor de ruim 70 (!) mooie /leuke /interessante en/of grappige bijdragen.
De komende maanden worden even geen nieuwe teksten geplaatst, vanwege de blogpauze of 'semesterstop'. Bij voldoende animo gaan we half december of volgende zomer verder met het uitwisselen van creatieve schrijfsels. Wil je meedoen? Meld je alvast aan.
Alle bijdragen zijn verzameld in het rechter menu onder de noemers en namen, door elkaar vermeld op volgorde van aantal bijdragen.
Kijk ook eens bij '(boeken) ter inspiratie' en 'discussie', reacties als aanvulling blijven welkom.

Wedstrijdjes voor liefhebbers
Wie het schrijven echt niet kan laten, schrijft wel door natuurlijk. Desnoods op het behang. Ook zijn er de komende maanden bijvoorbeeld schrijfwedstrijden waar je aan mee kunt doen. Een paar links:
-Fantastels.nl: horror, sf en fantasy, insturen in oktober (wie weet houden ze ook van grumor).
-Nationalegedichtenwedstrijd.nl: deadline 1 november (Komrij moet wel van je houden en/of jij van hem?)
-Ikvertel.nl: korte verhalen, doorlopend insturen (maar slechts een per kwartaal per persoon, pff)
-schrijvenonline.org/wedstrijden (hier houden de schrijfwedstrijden nooit op)

Tot schrijfs, en keep up the spirit!
zomervantien

Jans zomer voorbij

Door Jules de Keiser

Sommigen zouden hem een Einzelgänger noemen, anderen een levensgenieter. Maar velen zouden hem gewoonweg niet kennen. Mensen waren niet echt Jans ding. Hij praatte wel met de mensen, maar het voegde voor hem niets bijzonders aan zijn leven toe. Jan kon uren besteden aan het prepareren van een heerlijk diner voor één. Vandaag was zijn dessert zelfgemaakt roomijs met eigen gekweekte aardbeien. Jan had gelukkige gevoelens bij dit soort momenten als eten. Hij probeerde gelukkige momenten te koesteren. Ze een plekje te geven in zijn hoofd, zodat ze op een volgend moment weer op te roepen waren. Dat deed Jan graag, koesteren.
De buren, Jans buren, die Jan een levensgenieter vonden, gaven Jan nu al een tijdje hun sleutel in de zomer. Hij was toch veel thuis in de zomer. Jan heeft zeker moeite gehad om hieraan te wennen, maar het went volgens hem. Het gaat vooral om het water geven van de grote plantenverzameling van de buurvrouw. Verder was het belangrijk dat de gordijnen weleens open en dicht gingen en dat de containers buiten gezet werden. Jan had aan het begin de moed bijeen moeten rapen om het huis in te gaan. Hij voerde toen snel zijn taken uit en verdween zo snel mogelijk weer. Vandaag de dag zijn het reeds uren die Jan in het huis rondbrengt. Jan vond het heerlijk om zich te bewegen in de onbekende vertrouwde ruimte. Soms zat hij uren op een stoel op zolder en luisterde hij naar de vreemde geluiden en snoof hij de nieuwe geuren op. Spullen raakte Jan niet aan en elke kast maakte met beleid open. Één keer heeft Jan met zijn eigen keukengerei in de keuken van de buren gekookt, daarna is hij met zijn eigen badspullen gaan badderen in de badkamer en heeft hij een tentje in de woonkamer opgezet om de nacht door te halen. Hij noemde dat vakantie.

Dresscode (22)

Dit is blogdeel 22 van Dresscode. Dat komt overeen met hoofdstuk 14 (aangezien sommige hoofdstukken best groot en dus gesplitst zijn). Lang niet alles van Dresscode staat dus op ZvT, maar als je het geheel wil lezen, kan je naar http://alicekaren.wordpress.com/ gaan. Eerder verschenen op ZvT wel blogdelen 1 t/m 5, wat overeenkomt met Proloog en hoofdstukken 1 t/m 3.

Kees Woerdman had een grondige hekel aan regen. Niet alleen bemodderde het zijn Mercedes wanneer hij als directeur naar zijn werk toog, ook droogden zijn overhemden niet en kon hij niet buiten zitten om wat kleur in zijn gezicht te krijgen. Een goede kleur, die paste bij een gezond persoon met gezond verstand. In de herfst en de winter, wanneer hij niet vaak genoeg buiten kon zitten, trachtte hij dit te compenseren door zijn vrouw extra vaak stevige bourgondische maaltijden te laten bereiden. Om een steentje bij te dragen aan het permanente welzijn van zijn persoon, nam hij steevast de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitswijnen, die de flair van zo een maaltijd moesten versterken. Om de paar weken kocht hij een aantal flessen in. Hiervoor trok hij met alle plezier een groot deel van zijn vrije zaterdagmiddag uit. Dan was hij meteen weer op de hoogte van het assortiment en de aanbevelingen. De wijnhandelaar kende hem goed, en wist meteen hoe hij hem, de man van smaak en stijl, tevreden kon stellen. Het enige dat Kees wel eens overpeinsde, en de laatste tijd steeds regelmatiger, was de geleidelijke groei van zijn bourgondische buik.
Het was nog zomer maar het regende al twee weken bijna onafgebroken. Zijn vrouw had hem steeds vaker geprobeerd terecht te wijzen toen ze bemerkte dat zijn temperament eronder begon te leiden. Ze schotelde die avond gemarineerde biefstuk voor, het beste van het zwijntje, waarbij een stevige wijn wel op zijn plek was. Hopelijk zou haar man dat waarderen. Hij was echter niet te temperen toen hij nog voor het leegeten van zijn bord drie glazen op had.
'En nu wil ik potverdorie eens schoon schip gaan maken bij de organisatie! Al die dwaze klanten die maar niet mee willen werken aan de genezing van hun afwijkingen, stank voor dank voor onze hulp! Snotapen zijn het! Ik wil alleen klanten laten behandelen die echte hulp willen en niet altijd maar blijven dralen in hun probleem, om maar medelijden te krijgen! Alle biefstukken nog aan toe!'
Zijn vrouw sloeg haar handen voor haar mond. Ze had zijn buien van licht ontvlambaarheid voor lief genomen, omdat ze ervan overtuigd was dat haar echtgenoot een zeer groot charisma bezat. Maar een razernij zoals nu had ze zelden meegemaakt. De charismatische man had tijdens zijn schreeuwen zijn vierde glas dure kwaliteitswijn omgestoten. Donkerrode spatten waren zichtbaar op zijn nog die ochtend gestreken witte overhemd. Een grote vlek verspreidde zich over het tafelkleed. Tot overmaat van ramp was het kristallen wijnglas van tafel gerold en op de vloer uiteengespat.
Met glanzende oogjes at Kees Woerdman onverschrokken de rest van zijn biefstuk op. Daarna stond hij achteloos op van tafel en zonder nog iets te zeggen liep hij naar boven, waar hij de computer aanzette. Zijn vrouw zou het wel opruimen. Hij wist wat hem te doen stond.

Het was tijd om de frisheid in zijn organisatie weer wat kracht bij te zetten. Nog steeds was hij vol trots over zijn ingeving van weleer om zijn franchisebedrijf op te zetten, naar een nieuw concept om weer een frisse wind door de zo ontzettend vastgeroeste psychische zorgsector te laten waaien, te laten stormen.
Hij begon brieven te typen. De lastigste probleemgevallen, de meest onverbeterlijke lastpakken waarvan hij in zijn organisatie lucht had gekregen, zou hij eens op hun plek zetten met verzoeken persoonlijk in zijn werkkamer te verschijnen. Hij zou ze eens, de ondankbaren!
Terwijl de regen onverbiddelijk tegen de ramen kletterde, verscheen er een brede grijns op het gezicht van Kees Woerdman. Verheugd streek hij over zijn goedgevulde buik.

Alicekaren

Popliedje

Als ik wil dan schrijf en praat ik
best heel kinderachtig
want dat is hip, is in
'k maak hippe liedjes
van kinderliedjes
do re mi want meer is 't niet
met best heel diep
diepzinnige teksten
en zij zingen mee
en ik palm ze in
mijn hele generatie
ik hakkel wat
ik time vertwijfeld
kijk boos, verdrietig
of anderszins betekenisvol
en aan mijn zij een pop
een doll
en voila
tralala
tra la
die la

zaterdag 28 augustus 2010

Mannengek

Nee ik ben geen lesbienne
zei de vrouw /
ik hou zo van mannen, alles van mannen
daarom draag ik mannenkleren
in mannengeuren en kleuren
(bis)
ja ik hul mij in zijn geuren
tralalaa lala lalaa
zo aantrekkelijk
oh
ojee
ojeah

zondag 22 augustus 2010

Laatste week!

Zomer van Tien gaat een blogpauze of 'seizoenstop' houden tot december. Schraap dus alle moed bijeen, en pers er nog een verhaal, een gedicht of experimentele tekst uit deze week.
eenmaal, andermaal…

zomervantien
.

woensdag 18 augustus 2010

Seel 2010

schitterond mooi spektakel
spiegeltje water spiegeltje
waar elders mensen in verdrinken
heis a die seilen laat ze wapperen
vaar de waarheid uit het water
de neuzen bloedend in de wind

zaterdag 14 augustus 2010

Quote

Charlotte Mutsaers
In het Letterkundig museum is (tot 29 aug.) een tentoonstelling te zien over Charlotte Mutsaers. Schilderijen, tekeningen, maar ook aantekeningen voor haar boeken. In een film met stukjes interview e.d. die daar wordt vertoond zegt ze: "Fictie is niet verhaaltjes verzinnen. Fictie is voor mij vorm geven aan de beleving van je leven".

dinsdag 10 augustus 2010

Echt gebeurd

Pauline Cornelisse vertelde in Zomergasten over de 'Echt gebeurd middagen' in Toomler. Het deed me een eigen verhaal herinneren…

De laatste gil
Het was mijn eerste ochtend op een grasveld op een vreemd continent: Australië. Zo ver was ik nog nooit geweest. Eindeloos had het vliegen geduurd en groot was de jetlag.
Ik dacht dat Australië een soort woestijn was met rode rotsen en lange hete asfaltwegen, maar waar ik me bevond leek het meer op een tropisch regenwoud. Torenhoge eucalyptusbomen omringden me en de vochtige hitte was zo vroeg al voelbaar. Maar bovenal: die geluiden! Er was een onbekende vogel die hier de toon zette, en dat fascineerde me mateloos. Hoe zou die eruit zien vroeg ik me af.
     Daar stond ik in de tuin, eerbiedig en geconcentreerd. Mijn gastvrouw lag vast nog op bed, in haar mooie huis met uitzicht op een verre zee. We kenden elkaar van de yogacursus. Dus ze zou het helemaal niet raar vinden als ik nu langzaam een been optilde en mijn armen in de lucht stak en zo, roerloos, een tijdje zou blijven staan. Als een boom, gezellig naast een eucalyptus. Nee, het was meer dan gezellig, het was magisch. Ik voelde me één met het gras en de aarde en dacht aan de koala’s die me makkelijk zouden kunnen zien vanuit de bomen. Die keken dan naar een onbeweeglijk Europees mensenbeest in hun voortuin.
     Uit het niets doemde er plotseling van links achter me een snuivend en rochelend geluid op van een levend wezen. Het kon geen mens zijn. Geschrokken keek ik in die richting, maar mijn ogen stonden nog in 'hypnose-stand' en het enige wat ik zag was een donker, bollig monster dat zich met grote snelheid in mijn richting voortbewoog. Het was misschien een woedend beest dat ik nog niet van naam kende? Het geluid was gruwelijk, alsof het net een wurgslang had verorberd en ik het tweede hapje zou worden die ochtend. Een angst die ik alleen kende uit een droom verlamde me ogenblikkelijk. En ik dacht: nu ben ik er geweest want hij ruikt natuurlijk ook nog eens dat ik vreselijk bang ben. Verstijfd wachtte ik op zijn eerste hap en toen de poten naar mijn lichaam begonnen te graaien hoorde ik mezelf een laatste gil slaken, 'hhaaaoeh'. IJselijk maar zacht, een veel te bescheiden gil voor iemand in doodsnood. Daar zou geen hond op afkomen. Iedereen sliep nog.
Dit waren mijn laatste minuten, wie had ooit gedacht dat die zo gruwelijk en onopgemerkt zouden zijn. [Kon ik niet iets harder gillen, bijvoorbeeld, of wilde ik misschien niemand tot last zijn? Tjezus!]
      Met de ogen stijf dichtgeknepen en het hoofd naar de hemel gericht, bleef ik maar staan. Mijn kreet was overgegaan in een klaaglijk gejammer. Maar er gebeurde niets. Dat wil zeggen, het walgelijke gehijg van het beest was wel heel dichtbij gekomen en zijn nagels voelde ik hard krabben op mijn onderbenen, maar er gebeurde niets nieuws.
Het jammeren werd minder. Nieuwsgierigheid had het voorzichtig overgenomen. De verstijving verslapte en uiteindelijk, eindelijk durfde ik naar beneden te kijken. Eerst wazig, maar toen zag ik het goed. Het was een oerlelijke, dolenthousiaste en ongeduldige hond met verkreukeld hoofd en gedrongen poten. Die wilde spelen.
Zelf was ik nu eigenlijk liever een tijdje gaan zitten huilen. Maar hij duldde geen alternatief plan.
     De hele ochtend hebben we toen samen opgetrokken. We hebben gestoeid, goed gelachen en heerlijk gewandeld. Ik kan niet zeggen dat het een vriend voor het leven is geworden, want daarvoor woonde hij te ver weg. Maar sommige ontmoetingen gaan nu eenmaal tot de belangrijkste levenslessen behoren. Dus nu verkondig ik mijn wijsheden aan iedereen die het wil horen: 1. als je heel erg schrikt van iemand bedenk dan dat degene misschien gewoon alleen wil spelen, 2. van yoga ga je wazig zien, en tot slot: zorg dat je niet onopgemerkt doodgaat. Schreeuw nog liever de longen uit je lijf. Anders krijg je spijt dat je laatste gil zo nietszeggend was, zo veel te zachtjes.

vrijdag 6 augustus 2010

wespen

Een buitenproportionele bokaal van glas, een lonkende geometrische diepte lag onder hem. Jules stond op de rand van de afgrond en zijn blik gleed langs de gladde, doorzichtige wand omlaag, om tot rust te komen op de gouden flonkering op de bodem. Als een magneet trok de glans van het onbekende hem naar de bodem, waar de schat hem wachtte. Hij gleed, omgeven door licht en transparantie, in een soepele beweging omlaag en landde zachtjes op de bodem, die geheel bedekt was met goud in zijn meest pure vorm. Een onverwachte verduistering volgde op de vreugde die hem ten deel viel bij het aanschouwen van het gouden licht. In een plotse paniek wierp hij een blik omhoog. De cirkelvormige opening waar hij door was afgedaald, bleek op onverklaarbare wijze afgesloten. Het paradijs dat hij was binnen getreden, was verworden tot een hel waaruit geen ontsnapping mogelijk bleek. Jules trachtte wanhopig langs de gladde wand omhoog te klimmen, maar gleed telkens terug op de bodem, omdat zijn handen en voeten geen grip kregen op het dikke glas van de wand. De ruimte kantelde, hij tuimelde omlaag en kwam op zijn rug terecht en terwijl hij zich probeerde om te draaien, begon alles om hem heen te schudden en te draaien. Zonder zich te kunnen verzetten, gleed hij met grote snelheid tegen de afsluiting om daarna, met een doordringende pijn in zijn hoofd en armen, naar de bodem te zakken. Zijn hoofd raakte in de val het harde oppervlak en hij hoorde zijn nekwervels breken toen hij met zijn volle gewicht tegen het dikke glas sloeg. Achterover rollend in de schommelende ruimte, voelde hij hoe zijn machteloze armen in een wild zwaaiende beweging onder zijn eigen gewicht knapten. Hij spuugde bloed en kots uit zijn mond waaruit geen pijnkreet meer ontsnapte en zijn rechter been, dat wel gekneusd, maar niet verbrijzeld was, trok nog toen hij in opgerolde toestand naar zijn laatste adem hapte in de bedompte cilinder van glas. Het laatste dat hij zag, voordat hij werkelijk verlost werd van de ondraaglijke pijnen die zijn lichaam teisterden, was de enorme glimlach op het archaïsche gezicht dat zich in fel geel-zwart boven zijn hoofd aftekende. 'Wespen' dacht hij en stierf.

donderdag 5 augustus 2010

Jij begrijpt alles

Zoeuem zoeuem
tazoeuem tazoeuem
bee me dee
baa kaa
jaaaaaaa

dinsdag 3 augustus 2010

zondag 1 augustus 2010

Gevangen

Menig roman opent met een weloverwogen, raadselachtige zin die de lezer direct alert maakt of prikkelt tot doorlezen. Zo niet deze, welnee. Misschien leest nooit iemand deze tekst en waarom dan een geste maken naar de illusoire lezer en hem (of haar, natuurlijk!) uitnodigen tot verder lezen. Het leven van Rudolf Snaak interesseert de lezer geen zak, wat voor hem heel comfortabel is, omdat hij zich dan ongedwongen kan bewegen als protagonist in zijn eigen verhaal, zonder pottekijkers. Niemand die over zijn schouders meekijkt als hij zo een beetje door de stad slentert, de handen in de zakken van zijn jas, omdat het toch net iets kouder is dan verwacht, in zijn kraag gedoken zoals het een romanfiguur betaamt die op het sentiment van de lezer wil spelen. Zo loopt hij en niet anders. De stad, de exacte localisering van zijn omzwervingen, blijft in het vage gehuld, om de spanning erin te houden. De anonieme passanten die hem zonder op te zien voorbij lopen, zijn zich evenmin bewust van hun rol in het verhaal, ze slenteren als onwetende figuranten over het schelpenpad dat zich kaarsrecht onder het lover van de oude kastanjes uitstrekt, langs de kade die de rechthoekige vijver definieert, tegen het decor van bakstenen gebouwen, die opgetrokken zijn in een pseudo-representatieve neo-stijl. Alsof ze in de gauwigheid als kartonnen requisieten zijn opgetrokken om het begin van het verhaal van enige allure te voorzien. Maar de gebouwen die zich aan Rudolfs linker zijde in het stille, slechts door een paar traag voortzwemmende zwanen gerimpelde, grauw-groene water spiegelen, behoren tot de realiteit en hebben geen enkele relatie met het toneel of de literatuur. Net zo min als de hoofdpersoon van dit verhaal, die op een bankje plaats neemt, niet omdat het script dat van hem verlangt, maar omdat het zijn eigen vrije keuze is. O jee, daar dringen zich literaire associaties aan hem op: de donkere schaduwen van de kastanjetakken die zacht wiegen op het kabbelende water, traag voorbij schuifelende mensen, het zonlicht dat plots kitscherig opduikt. Er lijkt geen ontkomen: hij is gevangen in de metaforische wereld van het literaire!

Het is goed uitproberen op internet

... zegt Lieke Marsman, een 19-jarige studente van de UvA die binnenkort debuteert met een gedichtenbundel: Wat ik mezelf graag voorhoud. 
Onze felicitaties alvast!
Lees hier het interview met haar bij Athenaeum boekhandel.