woensdag 30 juni 2010

De veelprater

Als kind praatte hij non-stop. Vanaf het moment dat hij ontwaakte tot het moment dat hij zijn ogen sloot, praatte hij luid en duidelijk. En zelfs als hij sliep, drong zijn hoge stemmetje door de muren van zijn slaapkamer. Hij stelde vragen, gaf daar zelf meestal de antwoorden op, opperde mogelijkheden en gaf adviezen. Hij was nog klein, maar nooit kraamde hij onzin uit. Er was ook nooit iemand die zei dat hij zijn mond moest houden. Want de meeste mensen begrepen wel dat ze konden leren van deze veelprater. Hij orakelde over liefde, wrok, gevaarlijke idealen of over het belang van literatuur. Het is niet zo dat mensen in aanbidding aan zijn lippen hingen. Ze pikten bruikbare informatie meestal in het voorbijgaan op. Op de dag dat zijn stem zwaarder werd en begon over te slaan, hield hij op met praten. Misschien vond hij dat hij alles gezegd had. Of dat echt zo is, weet niemand. Want sindsdien heeft de veelprater nooit meer een woord gesproken.

Dresscode (2)

Het was nog een betrekkelijk geluk dat Marga niet alle vakken samen met Judie had hoeven volgen. Ze besefte des te meer dat haar geluk alweer door een stuk ongeluk onderbroken was geweest, maar het was bijna voorbij.

Marga had nooit overwogen om haar opleiding voortijdig af te breken omwille van het soms groezelige sociale aspect dat haar ten deel was gevallen. Het was haar om inhoud te doen, en om meer niet. De tijd waarin ze ook aan de toekomst van anderen dacht, was lang geleden in de kiem gesmoord, ergens aan het begin van de bachelor. Nu dacht ze alleen nog aan haar eigen toekomst, en hoe ze die smet die er op lag niet tot iets onoverkomelijks zou weten te maken. Zo vaak had ze gehoord dat de studententijd de leukste tijd van het leven was, moest zijn of zou zijn. Tot dusver leek het voor haar niet meer dan een mythe. Iets dat zeker niet nostalgeerwaardig was.
Ze had groepen mensen leren kennen met groepsnormen waaraan ze niet voldeed. Intomen en aanpassen weigerde ze. Wel was ze goed genoeg om voor een karretje te spannen als er in samenwerkingsverband een cijfer gehaald moest worden, wat haar nooit in dank was afgenomen.
Er werd in pauzes veel gepraat over niet-studiegerelateerde zaken waarover ze niks te vertellen had. Ze bleef stil. Zei ze wat, dan was ze de dooddoener van welk gespreksonderwerp dan ook. Die vorm van uitsluiting vond ze onprettig en onnodig, zeker wanneer men dan ook nog eens naar haar keek alsof ze van een andere planeet was gekomen. Als ze de macht had gehad, had ze er wel over nagedacht de menselijke soort uit te roeien en opnieuw te laten beginnen. Ze schaamde zich rot voor die gespreksonderwerpen - lege omhulsels van commerciële tv, lectuur en prietpraat over al even lege cv's vol met nonsense om maar een zo vol mogelijk cv te krijgen. Groepsnormen waren niks voor Marga.

In de studievereniging was het al helemaal niets geworden met haar. Ze had weinig dankbaarheid aangetroffen voor haar activiteiten als bestuurslid. Ze was in de vereniging geschoffeerd, wat haar had gemotiveerd om na het afronden van het bestuursjaar met de vereniging te breken. Alumnus of reünist wilde ze niet worden, want dan moest ze die nostalgie van de studievereniging, die nooit nostalgeerwaardig was in haar geval, opnieuw beleven in abjecte reünies. Ze was nog slechts lid op papier en ontving wat korting op boeken, maar meer niet.
Hun groep was nog geslotener dan bij haar jaargenoten. Het was erbij horen of er helemaal buiten vallen. Dat was de mores aldaar, het ongeschreve. Marga was meer dan eens afgedaan als egocentrisch, egoïstisch, autistisch, gesloten en ongezellig. Vervolgens achtten ze zichzelf wel ontzettend sociaal, of misschien was het wel zo gemakkelijk om eigenschappen die ze zelf misschien hadden op een ander af te schuiven, die niet volgens dezelfde code was. De studievereniging vormde immers het summum van socialiteit, aardigheid en gezelligheid. Marga wist dat er aan dat imago niet te tornen was. Tegengeluiden werden genegeerd. Men droomde van roze wolken en ballonnen die eigenlijk al lang kapot geprikt waren, stilletjes, waardoor regens van alcoholica neerdaalden op de ruimbekraagde overhemden. Marga zag ze het liefst opdonderen, gepikeerd door de scheuren in de fundamenten van hun reputatie. Die groepsnormfundamentalisten deden volgens Marga niets anders dan gezellig zuipen van het geld van papalief op die o zo open barrals als zijnde de sociaalste wezens der Aarde. Dat hok van hen in dat yuppengebouw meurde naar bier, maar was zonder enige inhoud van betekenis. Een elkaar toebedeeld en boven het hoofd gehouden erelidmaatschap stond echter zo goed op het cv.
Ze konden net zo goed echte uniformen aantrekken als kroon op hun uniciteit. Marga zag ze al over de toonbank gaan. Hun identieke barcodes zouden ze identificeren als 3-packs Durex regular of anders wel de goedkoopste biertjes. Marga kon ze ook zonder uniform of productbarcode herkennen. Het hoofd was dusdanig omhoog gekanteld, dat het lijf bijna achterover viel, wat het vast nog eens zou doen als het aan haar lag. Verder waren ze banaal en oppervlakkig naar haar, maar in het begin leken ze bijna aardig..

Judie blies tijdens haar presentatie het hardst van haar ivoren toren. In een overdreven wollig Engels, rijkelijk voorzien van een nog overdrevener accent, zette ze een onomstotelijke presentatie neer, een tactiek waardoor iedereen verkocht was. Iedereen werd verzwolgen door de extase die dit teweegbracht. Haar gepraat zou zo op de voorgrond van een militaristisch getrompetter en tromgeroffel passen, waarvoor eenieder ademloos boog. Ze verwrong haar gezicht in alle mogelijke grimassen om de woorden eruit te persen. De uiterlijke lelijkheid die dit teweegbracht werd verhuld door haar perfecte lichaam - althans de houding die dat uitdroeg - waardoor ze vast niet werd afgerekend op de uitstraling of houding. De presentatie leek naadloos, maar ergens klopte er iets niet.
Men had niets door, de presentatie was zo volmaakt naar etiquette. Behalve Marga klapte iedereen zo hard, dat het applaus zich mat met een daverende staande ovatie. Marga achtte het niet onwaarschijnlijk dat Judie's grootste fan Tom spontaan was gaan ejaculeren.
Na het volledig afwachten van de ovatie en nadat ze haar sjaaltje had geperfectioneerd, ging ze weer in het publiek zitten. Tom, die met zijn grote hoofd recht voor Marga zat, gaf Judie een schouderklopje en fluisterde: 'Logisch dat ze jou als eerste hebben laten presenteren vandaag.'

Na nog een aantal presentaties en een pauze was Marga aan de beurt. Judie fluisterde met een sarcastische blik in het oor van Tom. Vast iets met code's waaraan ik allemaal niet zou voldoen, dacht Marga. Judie ging weer recht zitten, maar bleef zich regelmatig naar Tom toe buigen om haar perfecte presentatie nog verder op te hemelen, wat ze ten koste deed van andermans presentaties. Het speet Marga dat een deel van hun opleidingen gemeenschappelijk was. Judie, als lid van de Facultaire Studenten Raad en van twee commissies in haar veel grotere studievereniging, trachtte haar gefluister te verbergen door een hand tussen haar hoofd en het oor van Tom in te houden. Dit straaltje van tact werd verder verborgen door haar onberoerde gezicht dat Marga aanstaarde wanneer het niet aan het fluisteren was. Dat symmetrische gezicht, gespeend van ook maar de kleinste asymmetrie door persoonlijk leed in het verleden. Judie was nog een groentje en Marga kreeg bijna medelijden met haar. Ze wist geen remedie. Ze was geen alien die in staat was de menselijke soort uit te roeien. Het ongeschrevene was niet te bestrijden met enig wapen. Ze had niet de behoefte zich aan wapenfeiten jegens de perfecten schuldig te maken, om vervolgens opgesloten te worden in de diepste kerker der menselijke schaamte - de schaamte van de mensen der norm, de kosmopolieten, de populisten, hokjesgeestfundamentalisten of sadomasochisten.
Na afloop had ze geen slecht gevoel over haar eigen presentatie, maar Judie begon weer te fluisteren tegen Tom, en ze voelde dat de jury eerder achter sprankelend academica Judie dan achter haar zou staan.

Dit fragment wordt deel van een groter geheel.

Alicekaren

dinsdag 29 juni 2010

Wereldkampioenschappen filosofie

Binnenkort is het weer zover, dan vinden de wereldkampioenschappen filosofie plaats. Voor eenieder die niet van Kant, Hegel of Kierkegaard houdt, worden het zure tijden. De media besteden het grootste gedeelte van hun aandacht aan filosofen, aan existentialisme en fenomenologie, de horeca haakt aan met de inmiddels welbekende versiering in de vorm van vlaggetjes waarop de tronies van genoemde filosofen prijken en in menig snackbar of supermarkt zal men bediend worden door een medewerker met een grote aangeplakte snor, licht loenzend, om de adhesie aan Nietzsche te betuigen. In de wijken van de grote steden is al merkbaar sprake van 'filosofiekoorts': partytenten die tot aan het trottoir reiken, gedecoreerd met Sartre-wimpels, nemen de publieke ruimte in beslag, het speciale hooggistende Heideggerbier staat in kratjes opgestapeld in de woonkamer. 'Laat het discours over de ontologie maar beginnen', lijken de bewoners verwachtingsvol uit te venten. Rond de speciaal voor dit doel opgerichte megaschermen op de diverse dorpspleinen zal het volk in blote buik, opzichtig de tattoo's van de favoriete filosoof ontblotend, samenstromen om de verrichtingen van de wijsgeren te volgen. Om de aanhangers van het deconstructivisme en die van het idealisme vredig met elkaar te laten existeren, zijn zogeheten 'filosofiestewards' aangesteld, die de feestelijkheden in goede banen zullen leiden. Uit voorzorg voor een massale toeloop, indien Schopenhauer zoals algemeen verwacht wordt, tijdens de finale glansrijk zegeviert, zal een extra cordon mobiele eenheid achter de hand worden gehouden. Maar vooralsnog weerklinkt overal de vrolijke Nietzsche-toeter, die de door het volk gekoesterde hoop op een zege met zijn opwekkende klanken levend houdt. Tot het verdriet van de filosofie-haters zal het WK filosofie de gesprekken op het werk, in de snackbar en op het terras voorlopig domineren. Maar niet getreurd: zodra het festijn voorbij is, gaan we weer over op de orde van de dag. De voetbalcompetitie staat reeds op beginnen!

zondag 27 juni 2010

Eliminatieopdracht

Het zweet stond in de handen die hij op zijn rug in elkaar vouwde. Het liefst was hij even gaan liggen, of een eindje om gegaan. Naar het strand bijvoorbeeld. Hij zag het voor zich... zijn lieve Gerda zou een picknick hebben gemaakt en de kids zouden zo uitgelaten en gelukkig zijn. Na alle stress van de laatste dagen was hij wel toe aan iets totaal vakantie-achtigs.
Maar hij mocht nu even niets. Het was de zelfverkozen dictatuur geweest waar hij zich aan moest onderwerpen deze tien dagen. Voor hem een grote kans om verder te komen en landelijke bekendheid te krijgen door de tv opnames. Dus dat wilde hij voor geen goud laten lopen. Hij had zich aangepast. Dat kon hij wel, als het moest. Nog even, had hij telkens gedacht, nog even en dan mag ik weer naar huis en ben ik een belangrijke ervaring rijker.
     Hij merkte niet eens meer dat hij 'chef' zei achter elke zin en halfzin. 'Ja natuurlijk chef, geen probleem chef, ga ik meteen doen chef'. Hij vond het inmiddels normaal. Of hij vond eigenlijk niets meer, hij deed gewoon wat van hem werd geëist. Zonder zich af te vragen of hij dat eigenlijk wel wilde. En waar het ook alweer precies goed voor was om hier als moderne slaaf rondgecommandeerd en toegesnauwd te worden. En of het misschien ook niet schadelijk zou zijn voor het een of ander.
      Voor het voorgerecht hadden ze twaalf minuten gekregen, en geen seconde meer. Het hoofdgerecht mocht iets langer duren. Maar als er op een fluitje werd geblazen betekende dat: nog zeven minuten te gaan. Het was hem allemaal gelukt. Hij had een mooie lamsbout kunnen serveren, compleet met groentegarnituur en aardappelkroketten. Vooraf gegaan door zijn specialiteit: een lichte mousse van zalm en mierikswortelroom. Met liefde en aandacht gemaakt. Niet eens voor zijn trouwe restaurantgasten, of voor mensen met trek laat staan honger. Nee, voor die fatsige, verwende juryleden achter hun steriele tafeltjes, die maar één hap zouden nemen, altijd met zure gezichten. Ze praatten trouwens ook als robots. Waarom toch eigenlijk. What's the point?! What the... Nee, niet vragen, je niets afvragen, niet denken.
      Doorlopen, met je zweethandjes op je rug, tot het witte kruisje op de vloer en dan stil staan en vooruit kijken. Een heupbreedte van elkaar vandaan, zoals geoefend was. Witte petjes achter op het hoofd, armen en handen uit het zicht. En zwijgen, koppen dicht, natuurlijk.
Wachten. Op een rijtje.
Er zei iemand een of twee woorden (was het: goedenavond, leuk dat jullie...?)
stilte...
muziekje
tja ta pam
tja ta pam pam pam
MICHAEL!
zei de middelste
WE VONDEN JE HOOFDGERECHT...
pam pam pam
TE ZWAAR!
TE VEEL OREGANO
EN NIET ZOUT GENOEG
(shit ik dacht nog zal ik de oregano en het zout anders op tafel zetten, zoals ik altijd doe, kunnen ze zelf even kijken wat ze het lekkerst vinden. En inderdaad, je weet ik hou wel van een stevig hoofdgerecht, het moet iets om het lijf hebben toch, het is tenslotte een hoofdgerecht, maar misschien zou ik nog... Stop, niet denken! En je niet verroeren, hoofd moest in de plooi blijven, goed zo, goed zo)
EN JE VOORGERECHT!! zei de stem
tja ta pam pam pam
WAS MISLUKT!!
RONDUIT!
padam pam...
JE BENT GEËLIMINEERD!!!

Het woord dreunde door zijn hoofd. Wat betekende dat ook alweer. Ze hadden het nog geoefend. Er zat een beweging aan dat woord vast, een draai en...
Michael stampte een keer met z'n rechter voet, het ging opeens vanzelf. Snel draaide hij op de enkels richting deur en marcheerde voort. Crissie en Marleen die als laatsten in de rij stonden gluurden vanuit een lijkbleek gezicht naar hem op. Maar hij zag niets, hij hoorde alleen het ritme van de muziek. Links rechts links rechts. Klapdeuren door.
De keuken tolde voor zijn ogen, pannen begonnen te zweven en te deinen. Koortsachtig ging hij op zoek naar zijn tas met kleding. Maar die moest nog ergens in een van de tv-crew campers liggen. Tranen biggelden over zijn wangen. Het was over. Hij had zo z'n best gedaan, zo iets heerlijks weten klaar te maken, en nu was hij geëlimineerd. Hoe kon dat gebeuren. Hij had eerste willen worden, met de prijs naar huis willen gaan, omhelsd en gezoend worden door de hele straat, hoog bezoek in zijn restaurant voortaan, hij had...
     HALT! riep een stem nu achter hem. In slow motion draaide hij zich om. Het was chef.
JE HEBT HET NIET GEHAALD, JE BENT NIET DOOR, BEGRIJP JE DAT? Michaels adem stokte. Er was iets mee, hij had nog iets moeten zeggen misschien ter plekke, of juist niet. Hoe deden ze dat ook weer. Een buiging? En 'ja chef', of 'dank u chef' of...
Muziek nu, door en door in hetzelfde ritme.
Chef's ogen knipperden niet meer. Uit zijn mond kwam geen geluid. Michael zag zijn lippen wild bewegen, maar hoorde niets. Hij wilde dan maar, in elk geval, in een of andere houding springen, maar gleed uit.
Chef trok een mes uit een van de blokken op het aanrecht en zonder aarzelen deed hij twee grote stappen in de richting van de wankelende Michael, en begon op hem in te hakken.

Moord op het Binnenhof, 3

Aangenaam
Rechercheur Peter J. struikelde over zijn eigen voet bij het omdraaien. De onaflatende woordenstroom van die Gerard en de eigenaardige geur in het café deden hem duizelen. Waarom praten mensen eigenlijk voortdurend, vroeg hij zich af, ook als ze niets interessants te melden hebben. En dit is pas de eerste getuige.
     Nooit eerder was hij ergens op afgestuurd als tactisch rechercheur. Dus dit was het grote moment, dit was de zaak die hem nog een heel leven zou heugen. Als hij nog een heel leven mee zou gaan tenminste. Anders een half, of...
  'Excuseer', zei Peter J. vastberaden, 'ik moet weer verder, maar bedankt voor alle informatie, ik kom misschien nog bij u terug. En mocht u de komende tijd iets verdachts zien of horen, mailt u mij dan, aarzel niet. Hier, ik geef u mijn adres'.
Op het kaartje stond:
Recherchekundige van Politie
613@haaglanden.politie.nl

Hij haastte zich een stevige handdruk te geven. Gerards gezicht veranderde binnen een seconde van opgetogen in getergd. De rechercheur zag het, knikte, en liep zo snel en zeker als hij kon de trap op. Een trap, dacht hij, die gaat ergens heen. Dat is handig.

vrijdag 25 juni 2010

Boeken

Welke boeken lezen jullie op het ogenblik, en hoe bevallen die?
Ik heb een heel vakantie-lijstje af te werken, maar wil beginnen met korte verhalen van Raymond Carver. Een dierbare kunstvriendin schreef: (..) ze zijn zo razend knap geschreven dat het gewoon puur genieten is. Een kort verhaaltje en je hebt het gevoel alsof je in de bioscoop hebt gezeten en een waanzinnig lange roadmovie hebt uitgezeten. Thanks P, ik ga er morgen aan beginnen!
En wat lezen jullie?

donderdag 24 juni 2010

wat is poëzie?

Wat is mooier dan een klaproos die op een zomerochtend het zonlicht wiegt en zeeft door het rood van rijstpapier? Zo anders dan het rood van bloed, van een baan van een vlag, van een ijdele roos, is de tint van een klaproos die nietsvermoedend haar blaadjes ontvangend uitspreidt en verleidelijk de begeerte van de bij opwekt. Poëzie is meestal dichtbij, veraf verzandt ze in metafysische dromerij. Maar wanneer de klaproos haar onnoembare schoonheid tentoonspreidt in de nabijheid van een gebouw, dan dreigt gevaar. In de geest van de mens geboren, door de handen van de mens opgericht, eist het de alleenheerschappij op over zijn omgeving. Zelfs de
klaproos, van wie velen ten onrechte menen dat ze tot de familie der rozen behoort, is ondergeschikt aan het belang van het gebouw, hoe lelijk het zich ook in zijn arrogantie verheft boven het wonder van het leven. Klaprozen zullen weggemaaid, verdelgd en vernietigd worden, wanneer ze zich hovaardig oprichten in de schaduw van door mensen geconcipieerde gebouwen. In een van de gebouwen waarop ik zinspeel, werk ik. Een met opzet zo afstotelijke constructie dat het nabijgelegen Centraal Station, misantropisch van opzet tot in iedere centimeter beton, de allure krijgt van een sprookjespaleis. Iedere vierkante meter in de verre omtrek is zo doortrokken van een dorheid, levenloosheid en abjecte monsterlijkheid, dat passanten slechts met grote moeite het gebied betreden zonder onherstelbaar depressief te worden. Tot gisteren verpoosde ik graag tussen de wilde planten, grassen, klaprozen en geheimzinnige onbekende soorten waarvan de bloei oogluikend werd gedoogd, tijdens de mij toebedeelde pauzes, in een verloren hoekje van het gebouw. Een bescheiden oase van bloeiende planten in een woestenij van steen, asfalt en beton. Maanden heeft het ze gekost, de planten, om tot wasdom en bloei te komen, maar uiteindelijk stonden ze daar in volle glorie, geheimzinnig bloeiend. Bijen, hommels, zweefvliegen en vliegen vonden hun weg tot hun verleidelijke bloemen. Binnen 5 seconden werd hun moeite tenietgedaan door lompe arbeiders, die een zware plaat achter zich aan sleepten en over de planten flikkerden, of het onbeduidend onkruid was. De isolatie van het gebouw diende gecontroleerd te worden, orders van de baas, dus pech voor het onkruid. Benzinedamp en lawaai om zich heen verspreidend, controleerden de mannen de staat van isolatie van het gebouw, zoals bevolen. Onder hun ronkende, stinkende machine, geplet onder de zware platen waarop de machine steunde, kwijnde het wonder, bijen en hommels in verwarring en consternatie achterlatend. Maar god, wie let daar op?

Op een kerkhof

Op veler kerkhoven is er wel wat. Zo zijn er altijd bladeren die geharkt moeten worden, stenen die rechtgelegd moeten worden, hekken geverfd of groenig uitgeslagen handen die teruggeduwd moeten worden in een graf. Zo ook op deze middag. Klautertje deed het als vakantiewerk. Harken. Blaadjes, en zo. De roestige oude en door verroeste doodskoppen aangeknaagde poort ging piepend open, een langgerekte schaduw spelde zijn onheil over het grint en daar stond zijn zusje. 'Daar sta je dan mooi te harken', begon ze, 'maar 's nachts om twaalf uur durf je dat niet, lekker puh!', zei ze. 'O nee?', antwoordde Klautertje, maar hij voelde dat hij het niet durfde. 's avonds aan de maaltijd ('verdikkie, altijd maar weer die geprakte flauwekul!') was hij afwezig. 'Het lijkt wel of je niet zit te eten, maar aan die weke, wegrottende lijken zit te denken met hun door wormen aangevreten ingewanden', zei vader een tikje plagerig en stopte smakelijk een bietje onder zijn snor. Toen hij naar bed ging lag hij in zijn bedje na te denken over of hij het zou doen wat zijn zusje zei dat hij niet durfde zoals hij geantwoord had tijdens het harken. Dus ging hij in zijn pyjama aan naar het kerkhof lopen. Hij riep de hark op die Necrofiele Tinus (die ze spottend de bijnaam 'Tinus van de hof' hadden gegeven) tegen de muur van de kerk had gezet, altijd op hetzelfde plekje: bij een door onkruid overwoekerde, door loopse honden volgepiste en half in de zachte aarde weggezakte, deels vermolmde doodskop van wijlen de pastoor. Hij had de hark nog maar net in zijn hand of daar galmden ze al: de twaalf duistere klokslagen die uit de donkere kerktoren kwijlden. Hij schrok. Hoorde hij daar nou een van de grafstenen opzij geschoven worden door een uitgehongerd, met gele uitslag overdekt, jankend lijk? Welnee! Natuurlijk niet! Hij hoorde dat niet, want hij had last van zijn oren. Hij hoorde een tik op zijn schouder en keek om, er geen rekening mee houdend dat het wel eens een ontbindend skelet kon wezen. Maar dat was het! Klautertje gooide uit pure angst de hark op het grint en zette het op een lopen. Het skelet zette slechts één stap, waar hij er tien zette en hield Klautertje met het grootste gemak bij, terwijl hij hem met wegdraaiende oogbollen aanstaarde en hem met een door verteerd vlees in een vriendelijke grimas vertrokken mond vroeg: 'waarom ren je nou weg jongetje? Ga je niet met me mee naar mijn huisje?'. Boink! daar viel hij al in een open graf, waar het lichaam van de Aanwezige onder zijn val paars uiteenvloeide. De skelet boog zich over de kuil en zijn bruine tanden glommen in het vale licht van de maan, die juist voor een wolk schoof. 'Nu ben je toch op bezoek gekomen! Ik ga de deur sluiten', en hij schoof met zijn halve voet de steen over de kuil. Precies op dat moment schrok Klautertje wakker uit een akelige droom! Hij wilde een glas water gaan drinken, liep naar beneden en trof de familie rond de ontbijttafel, aangevuld met oom Gort en tante Menie, die hem lachend en vrolijk aankeken. 'Hartelijk gefeliciflapstaart!', riep vader keihard, want het was zijn verjaardag. 'Wat een rare droom', dacht hij, 'en ik heb niet eens een zusje!'.

Brigitte op BriesDebuut intussen...

(http://twitter.com/BriesDebuut)

#
Gisteren aan de grote tafel van de Coffee Company zitten schrijven. Romantisch met pen en papier. Ging lekker. En de koffie was goed.
about 4 hours ago via TwitterGadget

#
Het is nog geen 9 uur, en ik zit al klaar voor een ochtend schrijven. Olé!
8:53 AM Jun 22nd via web

#
@claudiadebreij Dan vind je deze vast ook leuk: Verscheur deze brief, ik vertel veel te veel - briefwisseling Reve-Hermans. Smullen!
12:59 PM Jun 21st via TwitterGadget in reply to claudiadebreij

#
Hoe geef je karakters een eigen stem? Hoe maak je ze authentiek? Dialogen schrijven is moeilijk.
10:00 AM Jun 21st via TwitterGadget

#
Ineens weet ik het: er moet iets met de zeven hoofdzonden en de zeven deugden in! 9:40 AM Jun 17th via TwitterGadget

#
Eindelijk weer een bescheiden, maar toch serieus stukje geschreven. Fijn!
5:03 PM Jun 14th via TwitterGadget

#
Flink schrappen ruimt lekker op, maar jee, wat blijven er weinig woorden over.
10:55 AM Jun 10th via web

#
Zo! Eindelijk tijd voor mijn boek. Teruggelezen wat ik had geschreven. Valt niet tegen.
10:16 AM Jun 9th via web

Hoe persoonlijker hoe beter?

Hoe 'persoonlijk' mag/moet een schrijver eigenlijk zijn. Van de Vijfigers (prozaschrijvers) wordt wel gezegd dat die zich ongenadig blootgaven in hun werk. En dat het daarom zo indringend en belangrijk is wat ze schreven.
Dus is het iets goeds/sterks om je bloot te geven en hele persoonlijke dingen te verwerken in wat je schrijft, is het iets om na te streven?

zaterdag 19 juni 2010

(niet aan het lezen)

.
met donker gezicht en rode ogen
trillende handen om een boek
roerloos tussen rijen kasten
in de bieb
maar niet op zoek
en niet aan het lezen

was het heel erg?
in het land van herkomst
is dat waar je aan denkt
slachtpartijen, broer voor ogen vermoord
ledematen afgehakt
het gat zo groot
dat je net zo goed dood
of verhuizen naar een koud land
met koude mensen
die niets van je willen, en je niets willen geven

of kom je gewoon hier vandaan
en ben je stoned
verlang je naar een warm land
met warme stonede mensen
die je alles geven en alles van je willen
die je likken en opvreten
zonder je ledematen af te hakken

ik vraag je niet: hoe besta je
trillende vreemdeling
en wat ga je straks doen, en morgen
ik vraag het je niet
onzichtbaar huil ik liever

.

woensdag 16 juni 2010

Dresscode

Met een plofje landde hij op de voordeurmat. Hij was gekleed in een donkerblauwe envelop, maar hij was niet gekomen voor belastingen. Zijn aanwezigheid werd ontdekt doordat hij niets kon dan roerloos op de ruwe haren van de mat liggen, samen met resten van onder de voet gelopen dierlijke uitwerpselen en naar binnen gelopen zand.
Uren later schoof de voordeur rakelings over hem heen, waarna hij meteen werd opgeraapt. Aan hem was niets te zien. Donkerblauw, ja, maar geen belastingenveloppenblauw, de lelijkste der blauwen.

Marga trok haar wenkbrauwen op van de kleur en scheurde de envelop bruut open. Rode, paarse of donkerblauwe enveloppen kreeg ze normaal alleen met kerst.
Op de voorkant van het kaartje was een foto geplakt. Een grot met stalagmieten, van onderen belicht. In het kaartje zat een zwarte brief met witte letters. Het was een uitnodiging voor het Grottfest, een voor het eerst dat jaar georganiseerd festival dat in de Ardennen zou plaatsvinden. Veel stond er niet in. Over wie dat dan wel zou organiseren was niets vermeld.
Marga begreep niet waarom ze zo een persoonlijke uitnodiging had ontvangen. Overal in de buitenwereld zaten argusogen verborgen.
Ze gooide de envelop in de afvalbak, van waaruit de fruitvliegen opvlogen - het was niet te harden in haar huis, ondanks dat de ventilator continu aanstond. Zonder er verder veel aandacht aan te besteden, legde ze het kaartje en de brief bij de andere nog nader uit te zoeken post. Ze zonk in de grote fauteuil om voor het koken nog even pauze te nemen. Eén ding bleef door haar hoofd spoken.

'En vergeet de dresscode niet.'

Dit fragment wordt deel van een groter geheel.

Alicekaren

De Druipkop

"potverdrie", zuchtte Pietertje uit en zei nog wat. "Wat een gekke meneer is onze buurman toch". En hij had gelijk want de buurman was een wandelend groen-uitgeslagen lijk dat met halfverteerde ledematen door zijn sombere woning slenterde. "Ik zal vannacht om twaalf uur maar niet uit het keukenraam kijken naar de buren", dacht hij bij zichzelf en viel in een vredige slaap en droomde over grafstenen die de disco dansten. Hij werd wakker. Hij moest naar de wc. Hij stond op. Slaapdronken daalde hij de trap af en liep naar het toilet. Toevallig, tijdens een langgerekte gaap, wierp hij een blik uit het keukenraam waaruit hij keek, en terwijl de klok twaalf keer sloeg zag hij in het gelige flauwe schijnsel van de Bruynzeelkeuken van zijn buurman, zijn buurman. Een spin ving een vlieg. Onder de magnetron stond zijn buurman Gijsbert, met zijn gore groene kop, met gele starende ogen naar buiten te kijken. Wat zag hij daar eigenlijk, behalve een soort verlaten kerkhof waar allerhande skeletten zich verzamelden, met swingende heupen? Hij zag Pietertje met van schrik wit weggetrokken gelaatstrekken naar hem staren, maar ook het geluid van botten. Gijsbert trok zijn kop van zijn romp en keek naar zijn gefixeerde blik die hem aankeek. Hij schreeuwde een luide kreet die over het ingeslapen dorp zweefde en door de muren van het verenigingsgebouw 'Samen met Elkaar' werd teruggekaatst. Als een gore lijkenkop droop zijn hoofd in zijn karige handen in de keuken in het huis van de buren. Pietertje schrok en voelde kippenvel, die over zijn vel liep. 'Waarom moet ik dit nou weer meemaken?', vroeg hij zich af voordat hij naar de wc liep en huiverend zijn behoeften deed waarvoor hij gekomen was. De kop vloog door het raam en verscheen in de raamopening van het toilet waar Pietertje juist doortrok. De kop trok zijn mond open en produceerde een griezelige schreeuw die voor mensenoren niet hoorbaar was, zodat Pietertje de toiletdeur weer opende. Geirriteerd door het feit dat de jongen bepaald niet onder de indruk scheen te komen van diens afschrikwekkende voorkomen, vloog de kop naar het keukenraam, waar Pietertje inmiddels was en zijn pyjamabroek optrok, want die zakte altijd zo af. Hoe hij ook zijn best deed met schreeuwen, spieren vertrekken in de meest afschuwelijke grimassen, vocht uit de mondholte druipen, de fiere jongen zag niets en nam een biscuitje uit het keukenkastje, dat zijn vader op ongeveer vier meter van de druipkop had gemonteerd. Gijsbert zag het aan met stijgend misnoegen en floot zijn bemoste kop terug. Pietertje rilde en kroop de trap op die naar boven leidde, waar zijn bedje wachtte en waar geen smerige, lijkenvocht druipende, rottende schedel boven hing, wat hem bovenwel goed beviel. De spin had zijn vlieg trouwens op en kroop terug in een spleet tussen de afzuigkap en de leidingen van het electrische licht. Gijsbert zette zijn vuile kop weer op zijn romp en knipte lispelend het licht uit in de keuken. De volgende dag las Pietertje toevallig een griezelverhaal over een man wiens kop door de lucht vloog en hij rilde al bij de gedachte dat dat echt zou kunnen gebeuren, terwijl rond zijn hoofd een vlieg vloog die diezelfde nacht nog in een web zou vliegen.

maandag 14 juni 2010

Jan

door Jules de Keiser

Dat Jan zo zou zijn zoals hij nu is, daar was eigenlijk nooit over nagedacht. Ook niet door Jan zelf. Vervelend was wel dat het nu geen winter was. De zomer begint vandaag. Dat zijn niet de beste maanden. Gelukkig waren er de keuken en de voorbij razende treinen. Het tostiapparaat had een lichtje dat niet meer werkte. Vaak kon je ook aan de rook zien of het broodje met de kaas gesmolten was. Een kwestie van timing. Een tosti met tomaat stoomde naar zijn idee meer. Wel had hij een vaatwasser die deed wat het doen moest. Dit gaf rust en ging er meer tijd naar de vissen.

Reïncarnatie

het gat in de dag is geslapen
gapend strekt het zich voor me
uit door mij gescheurd in
het papier gemaakt van dag

ik had me verborgen achter het matglas
van het rokershol vol met sluimering
van schemer en bezoedeling van geest
op dat feest waar ik toch niemand kende

geen idee hoe ik er kwam zelfs niet bij positieven
maar heb de negatieven bewaard al erkende
ik het als een geneugte die het toch niet was
of in verjaarde nostalgie van herinnering

voorbij afgesloten gebeurd geweest
ik heb jouw foto verscheurd
maar bewaar de negatieven
voor reïncarnatie

Alicekaren

zaterdag 12 juni 2010

Poëzie als vergaarbak?

Poëzie laat zich niet beperken tot taal alleen, vindt men bij Poetry International. Dus wordt er van alles bij gehaald. Andere disciplines als film, theater, beeldende kunst, muziek en dans bieden niet alleen een manier om naar poëzie te kijken, ze roepen ook poëzie-ervaringen op (?) aldus de nieuwsbrief.

Zojuist kreeg ik ook deze (poëtische?) uitnodiging in mijn mail: "Vandaag is wederom een scala aan poëzie programmering en aanverwante activiteiten in de Rotterdamse Schouwburg te bewonderen. Houdt u niet in en komt allen!"

Welke poëzie-ervaringen hebben jullie het liefst?
Ik geloof dat ik me graag inhoud en meestal genoeg heb aan een mooie dichtbundel...

Moord op het Binnenhof, 2

Gerard G.H. van den Bergh
'Zo doen normale mensen tegenwoordig, ze praten openlijk over hun privéleven zodat iedereen het kan horen. Maar ze zien jou niet, ze kijken nergens naar, vragen niemand iets. Alleen zij zelf bestaan met hun sores en hun mobiele telefoon aan wie ze dat alles toevertrouwen. En als je niet uitkijkt lopen ze je nog omver ook. Denk je dat ze religieus zijn en dan wellicht meer oog hebben voor de medemens. Niets hoor. Ook die meiden met hoofddoekjes vertonen zulk gedrag. Het maakt geen enkel verschil dat men naar een kerk of moskee gaat. Maar troost je, ook de weilanden en de koeien bestaan niet voor hen. Bomen en roofvogels komen vergeefs aan het raam van de trein voorbij. En de schoonheid van een bloem vinden ze zo vanzelfsprekend dat het te verwaarlozen is. Alles voor niets'. De mondhoeken van de man zakten langzaam omlaag nu hij even zweeg. 
     'Daarom kom ik hier, en ik woon niet eens in deze stad. Dit is een van de weinige cafés in de Randstad waar mensen elkaar nog aankijken en groeten, een praatje maken, maar je tegelijk ook met rust laten als je daarvoor wilt kiezen. Hier word je behandeld alsof je zeldzaam bent, en terecht.
Dit café heeft ook iets van het oude Paard van Troje. Toen je daar nog niet werd opgesloten in geluidsdichte hokken maar vrij kon rondlopen. Van het podium met live muziek naar de bar. Stoned worden in het theehuis, en dan je vreetkik in het restaurant uitleven. En onderweg een lief meisje tegenkomen die wel met je wilde zoenen, terplekke op de trap. Tegenwoordig kun je er alleen voor kiezen om niet je jas op te hangen, en oordopjes te kopen bij de garderobe.
Vandaar dat je hier nu ook steeds meer jongeren ziet. Ze hebben heimwee naar een tijd die ze zelf niet meemaakten'. De man zuchtte, maar er kwam ook een glans in zijn ogen.
     'Rebels zijn is hier onzin, er is immers genoeg keus. Bevalt de ene sfeer je even niet, dan loop je gewoon een ander vertrek in, of wissel je van verdieping. Daarom begrijp ik werkelijk niet waarom iemand van hier een moord zou plegen.
Maar ik kom niet in elke ruimte hoor, dat nu ook weer niet.
Kijk, dat is mijn plek, daar zit ik het liefst. Maar laten we elders verder praten, dan storen we niemand. Trouwens, Gerard is de naam. Gerard G.H. van den Bergh. Ik kom hier al zo'n twaalf à vijftien jaar'.

vrijdag 11 juni 2010

and revery

nu onze bijen sterven van landbouwgif
raakt de mens met gezoem op drif
en het gaat nog wel even duren
in stadions en tussen muren

laat mij ondertussen dromen
van één zacht toetertje
en een voetbalveld met klavers

To make a prairie it takes a clover and one bee,
One clover, and a bee.
And revery.
The revery alone will do,
If bees are few.

(Emily Dickinson: ‘To make a prairie’)

00.30

ik zie alleen na-laatste bussen
van lijn sorry geen dienst
en trams niet instappen a.u.b.
die naar de remise verdwijnen
in het hiaat zonder vervoer
en de nachtbussen en taxi's schijnen
straks toch niet op mijn route te gaan

wel de talloze onnodigrode stoplichten
zelfs bij regen genadeloos
en enkele verdwaalde automobielen die
met alle ruimte precies de mijne kapen
en doorrijden bij mijn groen
en me dan stomverbaasd aangapen
met zo een blik-heb-het-niet-gedaan

het miezert nooit harder dan dat
mensen miezerig kunnen zijn

ik draag een dampend hemelgewelf op mijn schouders
maar sorry, ik heb geen dienst

Alicekaren

donderdag 10 juni 2010

Intertekstualiteit in cartoon

Intertekstualiteit, is dat niet 'gewoon' een aantal bijbelse- of klassieke elementen of figuren en verhalen in je tekst verwerken, al dan niet in een nieuw jasje gestoken en verweven met elementen uit ons hedendaagse (of fictieve) leven? En doet haweecartoons dat niet gewoon ook?


                  De Woestijn



uit het blog van: haweecartoons
.

woensdag 9 juni 2010

Dat is geen literatuur, dat is schrijfkunst!

Waarom is niet elk boek literatuur vroeg ik me af. In muziek bijvoorbeeld is alles muziek: van Schlager tot opera, en van hardcore tot modern klassiek. Je zal niet snel zeggen: dat is geen muziek, ook al beoordeel je het gehoorde als herrie.
Gezangen in de kerk gaan door voor muziek, en het fluiten van een vogel. Maar ook elektronische beats en kraken zijn muziek, weliswaar modern, maar toch. Hoewel ook muziek vaak misbruikt wordt, zal je nog altijd (bijvoorbeeld) van een jingle bij een reclamespot zeggen dat het muziek is. Terwijl een reclameslogan natuurlijk geen literatuur is.
     Hoe komt het nu eigelijk dat bij de term literatuur meteen een waardeoordeel lijkt te worden meegenomen. Boeken van slechte kwaliteit zijn ‘geen literatuur’, en goede boeken worden als ‘literaire boeken’ beoordeeld. Misschien heeft het te maken met het feit dat een mens eigenlijk niet geen tekst kan gebruiken.
Woorden kunnen verder voor allerlei doeleinden gebruikt worden: voorlichting, sensatie, nieuws, protest etc. Vandaag nog zag ik op het plein voor de tweede kamer een jongen met een spandoek: ‘Idealen kun je niet verbieden! Kraken gaat door!’
Muziek wordt nooit voor iets anders gebruikt dan voor… euh, muziek (tenzij er tekst bij komt). Muziek hoef je niet te maken, dat doen anderen eventueel wel voor je, en dan kun jij er nog altijd op dansen. Maar waar is een mens zonder tekst, of het nu een voorzichtige of brutale tekst is, geschreven of gesproken. Zonder tekst en taal lijk je maar half mens te zijn, een gehandicapte.
     Kort geleden las ik een stukje van Saskia Noort, om te zien hoe niet-literatuur eruit ziet. Ze lijkt een soort ‘zangeres zonder naam’ van de schrijfkunst te zijn, en dan eentje die nog niet echt veel heeft meegemaakt. Wat je dan krijgt is dat gereutel over onbelangrijke details. Het doet me denken aan ‘gesprekken’ waarbij iemand een boek of film gaat zitten vertellen aan de ander. Het is vergelijkbaar met het gereutel van buurvrouwen. “Toen zeg ze, nou, ze zegt, dat had ik toch allemaal ook niet zien aankomen zegt ze, maar dat weet ik niet hoor, ik heb al zo vaak gezegd tegen der dat het mis ging, dat ziet toch iedereen. Toen heb ze der boeltje gepakt en is gewoon weggelopen, en toen nou ja, toen kwam de overbuurvrouw en hebben we nog even lekker gekletst over van alles en nog wat, je kent dat wel, over koetjes en kalfjes, nou niet letterlijk natuurlijk, stel je voor…
de weiden liggen ongezegd in het licht
de koeien die zo vaak geschilderd zijn
weerhouden met een jong nat oog
ie’dre beschrijving van hun warm geheim”.
“Waaat zeg je?” “Nee laat maar. Nee, ik had het over koetjes, dus ik dacht, ach laat maar, dat was een gedicht. Vroeger moest iedereen wel eens een gedicht uit het hoofd leren, nou die van mij zit er nog hoor, haha, gut, maar waar hadden we het over…


(maar nu ging mijn fantasie alweer een andere kant op, het fenomeen dat je ook binnen een modern verhaal oud cultuurgoed kunt overdragen, zoals Ian McEwan in Saturday)

Als je het vergelijkt met muziek is het toch simpel, dacht ik, om het over literatuur te hebben. Je hebt genres en kwaliteiten, maar het zou toch onder dezelfde noemer moeten (kunnen) blijven vallen.
Maar die vergelijking gaat niet helemaal op. Muziek kun je niet reutelen, tenminste, dat doe je niet zomaar, er is altijd een drempel te nemen. Bij tekst moeten we die grenzen zelf aanbrengen. Lastig. Waar begint literatuur en waar eindigt niet-literatuur. En dan heb ik het nog niet eens over gedichten en poëzie gehad. Wie weet daar iets zinnigs over te zeggen, wanneer is een gedicht poëzie?
     Saskia Noort doet een heel jaar over een boek las ik. Toch best sneu om dan geen literatuur geschreven te hebben. Kunnen we niet een aanduiding verzinnen waar alles onder valt, inclusief poëtica. 'Schrijfkunst' bijvoorbeeld? Waarom zijn we niet gewoon allemaal schrijfkunstenaars zodra we de pen ter hand nemen. Wie doet ons wat.

Tweet

de toiletten zijn al minuten bezet en ik had al tien tweets kunnen sturen
honderd, duizend, voor elke scheet desnoods, zoveel winden laten ze
tezamen achter gesloten deuren en iedereen doet hachelijk mee
doe eens open, hallo ik ben niemand, aangenaam kennis te maken
mijn twitterisatie laat op zich wachten want dan moet ik iemand zijn
gefollowed en wel, mediageil, fotomodel of desnoods politicus in de vergetelheid
der gedachten, vooral dat laatste want we moeten stemmen op degene
met de meeste tweets die het wanhopigst schreeuwt om nieuwe politieke
kleuren en vergankelijke populariteitsranken, de grootste nietszeggendheid
en de stank van degene met de meeste remsporen in het toilet met de sterke geur
van de laatste politieke winden die waaien door mijn betwitterde facebookfeed
ik ben geen rampenfotograaf, taalverkrachter, Telegraaf of schreeuwpoliticus
of popiejopie die alleen maar wil bezuinigen, miljarden bij de vleet
mits je het uitdrukt in de twittertweet want vergeet maar die dank die je
op hun gezichten bespeurt bij een zeteltje minder op het gemeenschappelijk
toilet met honderdvijftig deuren

excuseert u mij, u mag maar honderdveertig tekens versturen

Alicekaren

Zondag

Zondag zat hij voor het eerst dit jaar, zoals zo vele stadsvogels, weer op een terras te genieten van zijn vriend de zon en een kop koffie. Hij hield van koppen koffie in de zon. Hij hield vooral van de kleuren die je ziet als de zon reflecteert in het kleine restje koffie dat op het schoteltje achter blijft als je het kopje naar je mond brengt.
Je gebruikt op dat moment bijna al je zintuigen, je proeft de koffie op je tong, je voelt de warmte van het kopje en van de zon, je ruikt de frisse lentewind, je hoort je eigen geslurp en als net op dat moment de zon op het schoteltje schijnt... De mooiste kleurschakering van zwarte koffie deeltjes die dwarrelen in een karamelkleurig plasje koffie.
Het moment duurt maar even. Haast zodra je de kans hebt gekregen om je waarnemingen te combineren tot een beleving is er al weer iets veranderd. Een wolk voor de zon, een nieuwe geur in je neus of de schelle bel van een verontwaardigde fietser die geen voorrang krijgt.
Naast hem op het terras zat een jonge vrouw met haar, nog veel jongere, dochtertje te genieten van, jawel, een kop koffie. Haar dochtertje was blijkbaar nog niet gewend aan de smaak van koffie, of haar moeder had bezwaar tegen cafeïne bij kleine kinderen, want ze zat, met haar Artis de Partis muts op, te scheppen in een bergje slagroom dat dreef op een gele mok.
Hij keek een tijdje naar de moeder en haar dochter en voordat hij zijn kopje neerzette hief hij het even naar hen, in herkenning en bevestiging van het moment dat ze deelden. Het meisje en de jonge vrouw lachten en hieven ook hun kopjes. Op dat moment klonken de piepende banden van een auto. Verschrikt keken ze alledrie op en zagen een fietser met geheven middelvinger wegfietsen. “Een nieuwe lente, een nieuw geluid”, dacht Robert en terwijl hij het dacht zette hij zijn kopje in het bruine plasje op zijn schoteltje, legde er een paar munten bij en keek hoe laat het was.
Het horloge om zijn pols, een geschenk uit een vorig leven, zei dat het bijna tijd was. Hij stond op, zette zijn hoed op, pakte zijn tas en keek nog eens naar het kleine meisje naast hem dat nu bezig was om haar slagroom in de koffie van moeder te lepelen. Met grote bruine kraalogen was ze geconcentreerd bezig om de schepjes room gelijkmatig over de oppervlakte van de koffie te verdelen.
Normaal gesproken hebben kinderen van haar leeftijd wel iets in hun gezicht dat hun engelachtige, pure, schoonheid bederft. Een snottebel, een korstje boven de lippen of samengekoekte korreltjes slaap in een ooghoek die de harmonie van een kindergezicht bederven. Maar dit meisje had niet eens een spoor van chocolademelk boven haar kleine mond. Ze was schoon. Zelfs de dunne snee die over haar jukbeen liep, volgde de vorm van haar wang perfect en bevorderde juist de samenhang van haar gezicht, in plaats van dat zij haar verstoorde.
Het sneetje paste niet alleen in haar gezicht, het paste vooral bij haar “kind zijn”. Kinderen horen af en toe wondjes in het gezicht te hebben. Het is een teken dat ze nog buiten spelen, dat ze op avontuur gaan, dat ze lef hebben. Robert kon het ook waarderen als hij mensen van zijn eigen leeftijd ontmoette met littekens, zij het kleine. Die tekens laten zien dat mensen een interessante, gezonde, jeugd hebben gehad. Net zoals in het gezicht, hoort een mens, vond Robert, littekens op zijn knieën te hebben. Puntgave mensen, die nooit gewond zijn geraakt, nooit hun eigen bloed hebben geproefd en altijd beschermd zijn gebleven waren volgens hem een vloek voor iedere maatschappij.
Maar maatschappijen zelf horen ook littekens te hebben. Robert geloofde niet in een ongeschonden samenleving. Hij was tenslotte een realist, overtuigd van het feit dat schoonheid en harmonie te lezen was als een dagboek waarin het vallen en opstaan van de schrijver wordt beschreven. Een maatschappij die nooit van zijn fiets gevallen is, zal nooit goed leren fietsen. Geluk en ellende gaan hand in hand.
Het deed hem dan ook genoegen om bij het meisje naast hem een smalle rode streep over haar roze wang te ontdekken. De snee was zo dun dat de huid alweer aan elkaar was gegroeid en het rood meer een schaduw was dan korst. Over een paar maanden, als het zomer werd, en haar huid bruin wordt door de zon, dan zal het een wit streepje zijn. Heel licht, heel subtiel. Te smal voor de verdikking van littekenweefsel
Toen hij weg liep van het terras en keek hij nog eenmaal om. De twee dames zwaaiden, Robert tikte even aan de rand van zijn hoed en zette zijn kraag omhoog. Het was die dag, hoewel zijn oude vriend zijn best deed, nog fris. Het waaide op straat, de bomen waren nog kaal en de hemel had nog die frisse blauwe kleur van mooi winter weer.

Labperikelen der academiejeugd

Het laboratoriumlicht was niet het meest inspirerende licht dat ik ooit had gezien.
Toch werd ik twee maanden lang bijna elke doordeweekse dag geacht aanwezig te zijn in het bodemchemisch laboratorium. Dit laboratorium was gespeend van kolkende en dampende vreemdkleurige vloeistoffen zoals in het scheikundig laboratorium.
Het spannendse apparaat was nog wel de centrifuge, die, wanneer hij in actie kwam en het deksel niet dicht was, het materiaal erin met de snelheid van granaten alle kanten op kon sturen. Maar ook die spanning werd ons door de veiligheidsvoorziening ontnomen; de centrifuge wilde gewoon niet draaien wanneer het deksel niet op slot zat.

Tot daar aan toe kon ik er mee leven. Het stikte er echter van de mede-academiejeugd. Je zou denken dat we eensgezind waren, want we hadden toch zeer vaak dezelfde belangen.

Ineke klauwde met haar korte, dikke handjes alle ingrediënten die je uitgerekend dan nodig had vanuit een heel andere hoek zowaar voor je neus weg. Haar populariteit had ze niet aan dat vadsige lijf van haar te danken, eerder aan haar grote praatjes. Niet dat ik wil zeggen dat iedereen zo dun als een catwalkmodel moet zijn hoor - daar walg ik juist van - maar ergens aan de andere kant van het spectrum heb je ook een uiterste, die zij in haar welvaart toch wel benaderde.
Vaak stond er een rij voor alweer zo een apparaat waarin je een beetje bodem of oplossing daarvan moet gooien, en waar dan even later zowaar een of ander grafiekje uit komt rollen. Dan wist ze zich altijd naar voren te praten, en de meewarige of naïeve rest liet dat maar gebeuren, want Ineke had immers altijd afspraken na college - zogenaamd. Of die afspraken waren er wel, maar dan waren het van die veel te gezellige afspraken met veel te veel drank, zodanig dat sommige van haar mannelijke metgezellen aldaar overgingen tot.. nee bah, daar moet ik nu niet aan denken. In elk geval kwam ze dan een dag later minstens een uur te laat en met veel te dikke oogjes opdraven. Maar zij kon zich dat permitteren.

'Zeg wat is dat met jou, ben jij autistisch ofzo, je bent zo... zo...', vroeg Loretta, die het liefst altijd op reis zou zijn en een negen-tot-vijf-banen-fobie had, op een dinsdag.
We zaten samen in dezelfde ruimte. Er konden daar twee mensen tegelijk werken met de apparatuur. Het was tegen vijven en we waren als laatst aan de beurt.
Ik peinsde en staarde naar de grafiek op het computerscherm voor me, die pieken vertoonde die stonden voor de aanwezigheid van een bepaalde molecuulmassa en die stond dan weer voor een aantal mogelijke moleculen dat aanwezig zou moeten zijn in het bodemmengsel.
'..en het lijkt wel alsof er een steekje bij je los zit, er klopt echt iets niet aan je. Je bent alleen maar met je eigen experimenten bezig en denkt niet aan die van anderen.'
Met stomheid geslagen wist ik er stamelend op terug te werpen: 'Ik hoop niet dat dit een bindende conclusie van jou is. Nee, autistisch ben ik niet, anders wel, maar waarom wil je me in een hokje plaatsen?'
Ze had blijkbaar de neiging om al het naar bepaalde maatstaven ondefinieerbare of onpeilbare toch in een bepaald hokje te plaatsen. Anders was het voor Loretta een ondraaglijk leiden van radeloosheid om een niet eerder ervaren ondefinieerbaar persoon die uitgerekend haar pad moest kruisen. Nu kon ze rustig verder leven.
Net toen ze op een antwoord aan het zinnen was, kwam de laborante binnen en werd het gesprek abrupt beëindigd.

Thuis was ik voor de zoveelste keer wat rond aan het malen en opgejaagd heen en weer aan het lopen. Het gesprek was nog niet afgelopen, en omdat ik anders niet rustig zou slapen, besloot ik te mailen.

Hoi Loretta,

Wat onverwachts dat je ineens over mijn persoonlijkheid begon. Tegelijk was het een perfect moment, niemand anders zou zich ermee bemoeien.
Jammer dat je zegt dat er een 'steekje bij me los zit' of er 'iets niet klopt' aan mij. Je toetst me aan de subjectieve norm van het normaal-zijn.
Spreek je wel voor jezelf? Of spreek je ook namens anderen?
Ik heb getracht in mijn studietijd complimenteus bezig te zijn, maar wat krijg ik er nou voor terug? Jij vraagt je af of ik autistisch ben. Nee, dat ben ik niet. Vanuit andere hoeken word ik weer opgevat als introvert, ongezellig, gesloten, asociaal. Ik geef je een hallo-knuffel, maar dat doe je niet bepaald terug.
Misschien ken je geen mensen die lijken op mij, en kan je me daardoor lastig definiëren. Toch voel je die behoefte, maar omdat dat moeilijk is, moet ik me maar aanpassen, alsof er alleen voorwaardelijke acceptatie mogelijk is. Waarom is anders zijn dan de meerderheid altijd maar zo negatief?
En ik hoor dat ik alleen met mijn eigen experimenten bezig ben en niet aan die van anderen denk. Je schildert me af als de enige persoon die dit doet. Ik zie iedereen dit doen, zodanig dat de meesten uiteindelijk eerder aan de beurt zijn. Ik hoor het zo voor me: 'Moeten ze weer het septum kapot prikken?' en 'Moeten zij weer het glaswerk kapot laten vallen?' Ik zal het morgen vast weer horen.
Zo, ik heb er nu genoeg van om mezelf te verklaren.
Ons gesprek was nog niet klaar toen er iemand binnenkwam.

Tot morgen,
Annie


Toen, toen had ik desalniettemin nog hoop. Die hoop vervloog toen het antwoord uitbleef.
Ik kreeg zin om.. ach laat ook maar.

Dit fragment wordt deel van een groter geheel.

Alicekaren

dinsdag 8 juni 2010

Zee ven

zee ven
zee ven was het getal
van het onderscheidend denken
gedenken
gevaar

whatever

trending topic on twitter: debat bah in Nederland, overstromingen elders, moord, dubbele moord, 80.000 mishandelde kinderen per jaar, hier, waarvan minstens 60 dood, dood, bakfiets nummer drie, bermbom, en nog een, eerwraak, ingescheurde nagel, 287.000 zelfmoorden per jaar, in China, uitheemse saucijzenbroodjes, een kind verwekt uit troost, elders, uitgemergeld door ondervoeding, herkozen dictator, 40 miljoen angstige vluchtelingen, hoeveel, precies, tweede huis in Frankrijk, doorzeeft met kogels, hypotheekrenteaftrek, dierenbeulerij, liever niet over kanker praten, eindeloze spam, crisis, whatever

Memento Mori

onder het zware kerkgewelf zitten geest en ziel
in zwartekousen enkelrokken nekknotten en voorzien
van zeker tien nieuwe kinderzieltjes voor het kerkverbond
die zorgdragen voor expansie in de bevolkingsgroei
als zijnde de beste mensen van hemel en aarde

God's bebaarde afgevaardigde verzwelgt zich in Latijnse
verbonden en patriarchaal vervaardigde regels des huizes
die vanuit het spreekgestoelte op voortplanting bezien
wars op evolutie zijn man en vrouw geschapen
uniek maar onlosmakelijk aan apen verbonden

alhier ben ik seropositief maar ik zwijg potverdorie
of ik zal eeuwig branden in de hel
dat zal hen een zorg zijn dus ik blijf verdoemd en wel
positief want memento mori

Alicekaren

maandag 7 juni 2010

Nasmaak

Een merel landde op het gazon. Marcus ging rechtop zitten en tastte met zijn rechterhand naast zijn stoel, zonder zijn blik te verplaatsen. Net op tijd had hij z’n luchtbuks te pakken. Kijken, richten en de trekker overhalen om de aansluipende kat af te schieten gaf hem nog maar weinig genoegen. Het ging hem, bedacht hij terwijl de merel opvloog en de kat op zijn zij in het gras viel, om het effect na afloop. De nasmaak, zogezegd.
Terwijl hij om zich heen keek liep hij het gazon op en pakte de kat bij zijn staart. Met een paar snelle stappen was hij bij het houten kelderluik. Met één hand trok hij het open en met de andere slingerde hij de kat naar binnen. De zachte plof vertelde Marcus dat het beest bovenop enkele van zijn voorgangers was geland. Nu was het afwachten, meestal duurde het wel een hele dag.
Een dag vol spanning later was het inderdaad zo ver. Een man alleen deze keer, liep met een stapel papier en een hamer over straat. Zoekend om zich heen kijkend stopte hij om de andere boom, en timmerde er een van de papieren tegenaan. Genietend keek Marcus toe, door zijn verrekijker, vanuit het zolderraam. Terwijl hij een slok vers gezette koffie nam zag hij een meisje van haar fiets stappen om het papier te lezen. Vervolgens maakte ze een praatje met de man. Een meelevend gebaar volgde en ze fietste verder. Het leven was mooi, dacht Marcus.
Oude vrouwtjes, vaders met hun dochtertjes, groepen scholieren, deftige dames, allemaal had hij ze weleens een zoektocht op touw zien zetten. Bijna altijd werden er papieren opgehangen of geplakt met een beschrijving en soms zelfs een beloning erop. Vaak werden de papieren ook nog een keer vernieuwd. Daarna volgde er een periode waarin ze langzaam verdwenen, wegwaaiden of natregenden. Marcus stelde zich voor hoe de hoop in het huis van de vermiste kat langzaam vervloog. Dat was het allermooiste. Jammer genoeg voelde hij dan ook al aankomen dat het voorbij was. De papieren zouden allemaal weg zijn, de mensen gingen verder met hun leven, soms namen ze een nieuwe kat. Tegen die tijd had Marcus z’n luchtbuks allang weer schoongemaakt en herladen.

zondag 6 juni 2010

Muzak

Mijn blik is op oneindig gericht en staart naar een onzichtbaar iets aan het einde van de schamel verlichte gang. Tl-gezoem is het enige geluid. Mijn voetstappen zijn haast onhoorbaar, ik sluip, ben alleen zichtbaar maar toch niet.
Het moet verdomme maar eens afgelopen zijn. Ik wil eindelijk een diploma. Zodat ik verder kan met een nieuw begin.

Leven is iets heel anders dan geleefd worden. Leven is iets heel anders dan laten leven. Ik kan inschikken, aanpassen, of wegwezen. Maar ik laat me niet zomaar wegkrijgen, hoe ongelukkig ik me ook voel, daar is veel voor nodig. Ik wil hier iets afronden en niet voortijdig afkappen omwille van anderen - ik ben mijn eigen baas en mijn eigen toekomst.

Waar ben ik in vredesnaam terechtgekomen?

In het vizier van een voor de geest gehaalde gedaante zonder enige vaste stof waaruit hij bestaat houd ik mij staande. Hij is er puur in de vorm van een gedachte, de gedachte dat aan alles een eind komt, waarna er weer plaats is voor een nieuw begin - waar en van wat voor een aard dan ook.
Ook voor mij, want ik ben trots om mezelf te zijn, en trots om sterk genoeg te zijn om niet langer meer over me heen te laten lopen. Ik ben hier geen geliefd persoon, of geen gewone, geen normale, volgens hen, zij die me kennisloos beconcludeerd hebben. Hier ben ik de muzak onder de muziek.
Ze mogen horen, ze mogen eindelijk eens horen, nu ik opgegeven heb dat zij überhaupt luisteren. En kijken, puur kijken, want zij zien niks anders dan het etiquette en noemen dat geluk. Besparen zich de moeite om verder te denken dan dat.
Het leven is al lastig zat, ambitie zou lang niet altijd nodig zijn. Doelloos leven kan altijd, het lichaam gaat er niet dood van en echt geestverruimend zal het niet zijn, maar we krijgen er geen ziektes van.

Ik sla de hoek om en kom bij de lift. Hier hoor ik niets meer van het gedempte lachen waarvan ik geen deel kan uitmaken. Ik zou er niks van snappen, van etiquette humor, gedrag, voorwaarden, mores en altijd dat eeuwige iedereen moet zoals wij zijn of dan..

Het is donker buiten en het is al lang een zooitje op de borrel geworden met over de vloer gegleden pizza en tegen het plafond geplakte kaasslierten en in het stof van de banken gesmeerde tomatensaus en naar alcohol ruikende adem en van zweet doordrenkte overhemden. Ik zou het moeten opruimen maar kan me niet verantwoordelijk voelen voor kleuters in de lichamen van jonge volwassenen. Ver te zoeken volwassenheid, maar dat zullen ze vast niet denken.

Ik blijf mijn eigen baas.

'Wie denk jij wel dat je bent', had ze geschreeuwd, toen haar twee steunpilaren me zowaar uit de ruimte kwamen halen, en zij als kernfiguur zich op de vloer van het damestoilet had laten zakken en daar in een tomeloos schreien was uitgebarsten, 'met je kleine, kleine leventje.' Gevolgd door 'Jij regelt alles op een verkeerde manier, je bent veel te formeel, te serieus maar laconiek als het er op aankomt. Je bent te.. te.. te..' Gestotter, geen adempauze. 'Met of zonder jou maakt geen verschil en als het verschil maakt, is het zonder jou beter.'
Haar ogen waren in het toiletlicht blauw omrand van het te veel op zich willen nemen, alle taken naar zich toetrekken. De andere twee hielden haar vast - samen sterk, samen zwak.
De energie die ik zou gebruiken om alles zo quasi verkeerd te regelen, gebruikte ik na hun stortregen van verwijten om mij om te keren, en zonder nog enig commentaar de ruimte te verlaten. Kort daarna verstomde het geginnegap, geroezemoes, gegiebel in de borrelruimte voor een moment. Even werd een vaag deuntje hoorbaar. Even trad de muzak op de voorgrond, voordat zij geheel verdween door de openstaande deur.
Zij betraden de borrelruimte en het gelach ving weer aan - luider dan tevoren. Sterke verhalen maken sfeer.

Ik zat in de bestuurskamer met het licht uit en de luxaflex geopend. De paar straatlantaarns op het binnenplein wierpen schaduwen over alle rommel in de kamer, en ik liet me in de stoel achter de linker computer zakken. Totaal uitgeput, even radeloos. Ik liet de gedachten over me heen komen zonder ook maar een poging te doen om ze tegen te houden, evenals al die indrukken die ik had opgedaan. Ik liet ze maar even zonder te proberen ze te filteren.

In het schijnsel van de lantaarns zocht ik een tijd later mijn spullen bij elkaar die ik hier had achtergelaten.
Niemand was mij komen zoeken of halen, want het kan heel goed zonder mij daar. Dan maar een muzakje minder, ik ben geen sfeerzetter.

Ik deed de deur achter me op slot, sloop weg over de schamel verlichte gang. Gezoem van tl-buizen als enige muzak.

Ik sloop weg, lift naar beneden, trap naar buiten, omhuld door een veilige deken van nacht die alle geluiden deed verstommen.

De nacht omsluit me buiten, streelt me met een bries.

Dit fragment wordt deel van een groter geheel.

Alicekaren

vrijdag 4 juni 2010

Moord op het Binnenhof, 1

Men beweert weleens dat het ouderwets is of juist 'postmodern' om als schrijver de alwetende verteller uit te hangen. Kan me niets schelen. Deze gebeurtenis op het Binnenhof, met alle gevolgen van dien, is veel te ingewikkeld om aan iemand over te laten die niet-alwetend is. Stel je voor, een of ander ik- of hij-figuur flapt er links en rechts wat uit, al naar gelang zijn karakter, zijn buien en de omstandigheden, terwijl u lezer met spanning wacht op een heldere en juiste weergave van dit hele gebeuren.
Ik was daar, ik zat erbij toen die rechercheur voor het eerst binnenkwam, en gedroeg me als een schrijver met een opschrijfboekje in een hoek. Zoals het hoort. Zoals het bij mij hoort althans. En niet iedereen gedraagt zich als ik, dat kan ik u alvast wel vertellen, dat staat vast.
     Maar wees gerust, ik zal niet voortdurend aan het woord zijn. Ik zal ook de personages, hoe dom of gevaarlijk ook, een voor een de ruimte geven zich in woorden te uiten. En dan ben ik ook nog zo aardig om het voor ze op te schrijven en uit te typen. Geen probleem. Ik weet heus wel dat een moordenaar bijvoorbeeld heel geliefd kan zijn, en dat hem het recht wordt gegund op een verhaal dat iedereen wil geloven. Als alwetende verteller ben ik dan misschien wat oppervlakkig, maar naïef ben ik niet. Vroeger misschien, maar nu niet meer, nu nooit meer.
     Omdat elke schrijver onverhoopt kan komen te overlijden midden in een verhaal, ben ik voor de zekerheid langs een notaris gegaan om alles te laten vastleggen, moet u weten. Dat het te zijner tijd waarschijnlijk niets zal uithalen, dat weet ik ook best. Maar toch. Dan heb ik mijn best gedaan, en zo hoort het. Bij mij althans. Ik ben zo iemand die graag zijn best doet, de dingen zorgvuldig observeert en bijhoudt. Iemand moet dat toch doen. Wilt u mijn naam weten? Peter. Net als de rechercheur. Akelig, maar niets aan te doen, dat toeval heb je soms. Mijn achternaam houd ik graag geheim, dat van die andere Peter is J. Meer letters kan ik daar niet achter schrijven. Sorry, daar zult u aan moeten wennen: sommige dingen vind ik ethisch niet verantwoord om op te schrijven. Wat de personages doen moeten zij zelf weten; ik heb zo mijn waarden en normen.
Het wordt te lang nu, ik was even vergeten dat ik op een blog te gast ben. Excuses, excuses. Volgende keer kom ik gauw ter zake. Een prettige zomeravond nog gewenst.

donderdag 3 juni 2010

Opschudding

'Ben jij wel helemaal helder?', had ze gevraagd, nadat ze een minuut lang op de stoel naast mij door het boek had gebladerd zonder de woorden echt te zien.
Ik had het boek teruggepakt en vermeed een verder gesprek - het zou toch op niets beters uitlopen.

Het vliegtuig was al een tijd opgestegen en schudde af en toe door turbulentie. Het riem-om lichtje boven elke rij verplichtte de passagiers wat langer dan gebruikelijk om aangelijnd in de stoelen te zitten.

Ik had mijn werk pas laten inbinden. Metalen ringetjes, zwart plastic achter, glanzend transparant voor. Het was een heel boekwerk geworden, een essay, dat allicht de gedachten van anderen met mij onder woorden bracht - anderen die de wil bezaten om te spreken, maar te bang waren voor de gevolgen daarvan en het onbegrip.
Gedachten die, hoe zij de lome burgerlijke alledaagsheid dan ook zouden opschrikken, opgeschreven moesten worden. Gedachten die ingingen tegen al het gepraal van meneer de bedrijfsmanager die zich zo belangrijk achtte, maar als het er op aankwam, geen enkele verantwoordelijkheid toonde en alles op anderen wist af te schuiven door zich als een voortreffelijk toneelspeler op te werpen, een popie-jopie van een borrelkoning, een yup die er stellig van overtuigd was dat hij zich bewezen had in de wereld van het grote geld, en met een trotse maar afhankelijke burgertrut aan zijn zij die niets nuttigers te doen had dan het smijten met zijn geld in luxueuze zaken van merkkleding en delicatessen. Gedachten die ingingen tegen allen die zich het belangrijkst achtten maar achter hun façades geen poot hadden om op te staan - als er ook maar iemand was geweest die de moeite had genomen die façades te doorbreken en aan het licht wist te brengen welk een grote pestkop er achter dat geparfumeerde en gladgeschoren hoofd schuil was gegaan en nog altijd schuilging.
Ik zag mijzelf echter absoluut niet als een Messias, ik was zo onchristelijk als maar kon, had mij nooit verdiept in religie en haar eeuwenoude rituelen. Simpelweg alleen al omdat ik te onconventioneel was, als vrouw niet gemaakt voor een simpel bestaan als lijdend voorwerp in een traditioneel rollenpatroon. Nooit ging ik met een hele massa achter één dezelfde boodschapper aan, en alle conventies van dien. Die zogenaamde boodschapper was hoe dan ook mannelijk en eervol genoeg om in te zien dat de vrouw slechts uit niets meer dan de rib van een man ontstaan kon zijn. Van de aapachtige trekken van zijn wezen als alfamannetje ontkende hij elke aanwezigheid.

Het enige waarop ik hoopte, was een klein beetje erkenning van diegenen, die het talent bezaten om ook daadwerkelijk voor zichzelf na te denken. Ik hoefde geen massa blinde meelopers achter me aan. Ze mochten het met mij eens zijn, dat zou zelfs prettig zijn, maar hoefden van mij heus niet ook nog achter alles wat ik in het vervolg nog in mijn leven zou zeggen of doen aan te lopen, puur omdat de woorden uit mijn mond zouden komen en niet uit die van een ander. Ik wilde mij niet verdrinken in die megalomanie die zo veel prominenten al lang fataal was geworden zonder dat zij dat zelf wilden erkennen. Ik hoefde die meningloze massa niet, die net zo snel op de volgende door de media voorgeschreven mening kon overgaan als een kameleon van kleur verschoot.

Ik had het werk geprint en in een oplage die op de vingers van één hand te tellen was laten inbinden. Eén ervan moest hoe dan ook mee op reis, zo vers van de private pers kon ik het niet laten om die geur op te snuiven van de geprinte inkt die mijn woorden vormde.
Ik was nog lang niet bij de gedachte aangekomen, het ooit naar een grote uitgeverij te sturen. Het zou al een hele klus zijn om een uitgeverij te vinden die niet in een heilig huisje gevestigd was. Want in de perfecte levens die de meesten van ons in de maatschappij zouden hebben - of dachten te hebben - was geen plaats voor tegenargumenten en voorbeelden van een niet erkende schaduwzijde. Dat zou bij de eerste zin al worden afgedaan als simpele rebellie, en de uitgevers hadden de doemscenario's van algehele maatschappelijke opschudding al in gedachten, wanneer het ooit in grotere oplage zou verschijnen. Ze hadden geen zin in de zoveelste zogenaamde ver-van-hun-bed-show.
Liever maakten ze geen slapende honden wakker.

De slapende hond lag op mijn schoot. Ik aaide over haar bladzijden die gevuld waren met de inkt van haar ingewanden.
Niemand kende haar inhoud, haar innerlijk, maar ze had simpelweg het uiterlijk van een boek, en daaraan werden de conclusies verbonden, dat ik gewoonweg een boek aan het lezen was in het vliegtuig, eenvoudige chicklit als tijdverdrijf, wat zeer vergelijkbaar zou zijn met het kijken naar de zoveelste flauwe Amerikaanse comedy op de schermpjes van het vliegtuig - met het platte Texaans als enige hoorbare van een ideale wereld, die voor mij juist weer een ver-van-mijn-bed-show was; ik zou me in geen van de personages kunnen herkennen, voor wie de enige zaken die telden uiterlijke schoonheid en populariteit waren.

Ik had heel voorzichtig geprobeerd, of er een ander was, die ook over de innerlijkheid na durfde te denken, en die openstond voor tegengeluid.

Mijn eerste poging was grandioos mislukt.

Dit fragment wordt deel van een groter geheel.

Alicekaren

Last


Zacht, en licht
doorschijnend kind.
Gewicht
is van pigment
dat afkomst ontkent
en eeuwig samenbindt.

(foto: Feije Riemersma)

dinsdag 1 juni 2010

Texel

Het spoor is bijster geraakt
Toen ik voet aan wal verkoos
Zonder vaste grond onder de voet

Zand stuift richtingloos
In de cyclus van materie
Heeft het creatie verzaakt

Boot naar de ziel
Van een eindig eiland
Omarmd door zoute cohesie

Alicekaren

De geest van Zomer van Tien

Dit blog is gestart door studenten Nederlandse taal en cultuur (UvA) en is bedoeld voor iedereen die het schrijven niet kan laten.
Op Zomer van Tien willen we nieuwe, voorzichtige of brutale teksten uitwisselen. Dus geen verslagen of wetenschappelijke verhandelingen, maar fictie en creatieve uitingen: oorspronkelijke schrijfsels, soms met experimenten.

In het rechter menu vind je de bijdragen verzameld onder de noemers: poëzie, proza, vervolgverhaal, discussie, (boeken) ter inspiratie, cartoons.
Ook zijn nu alle bijdragen per auteur verzameld. De noemers (met kleine letter) en namen (met een hoofdletter) staan door elkaar.

Jouw bijdragen zijn ook welkom, graag recent geschreven. Stuur je tekst naar onderstaand emailadres en het wordt geplaatst (mits passend op Zomer van Tien) met jouw naam of pseudoniem.
Teamlid worden kan ook zonder te schrijven, bijvoorbeeld als je graag concepten leest en beoordeelt. Stuur een verzoek naar onderstaand emailadres, je ontvangt daarna een uitnodiging.

Blijf schrijven, het inspireert!
En ben je toevallig een mooi boek aan het lezen? Deel het met ons bij:  boeken. 
Ook je bijdrage aan een discussie is altijd welkom.


zomervantien@live.nl


Poster

door Hekkie Pees

Via de spiegel keek ik naar de grote poster aan de muur. Jean-Claude van Damme. Mijn Held. Een Belg. Echte naam Jean-Claude van Vaerenbergh. Één-meter-vijf-en-zestig klein. Rare bobbel op zijn voorhoofd. Woont al jaren in Amerika. Maar spreekt amper Engels. Miljonair. Maar verspilde zijn geld aan cocaïne en andere witte poeders. Stopt zijn vuist vlak voor het hoofd van zijn tegenspelers. Maar slaat recht op de neus van zijn echte vrouwen. Uiteindelijk toch vijf keer getrouwd. Waarvan twee keer met dezelfde vrouw. Mijn held.
Mam vond posters maar zonde. Samen met pap had ze mooi behang uitgezocht. Met kleine, felgekleurde stipjes, streepjes en figuurtjes. Speciaal voor mij. Omdat ik zo creatief was. Want als je langer keek, ontdekte je er allerlei patronen en figuren in. De vijf blauwe bolletjes boven het bed bleken samen een perfecte cirkel te vormen, en in de twaalf gouden sterretjes naast de deur waren mijn initialen te lezen, mits je althans vanuit precies de goede hoek én via de spiegel keek. Maar ik was onbuigbaar. Er zouden posters komen. Ik had net een nieuwe gekregen, waarop Van Dammes signature move te zien was. Een flying reverse roundhouse kick. Een achterwaarts draaiende trap, springend in de lucht.
Thuis kwam ik niks te kort. Ook geen bezorgdheid. Ik mocht bijvoorbeeld pas gaan fitnessen als ik volgroeid was. Dat zou volgens pap en mam precies op mijn zestiende verjaardag zijn. Maar ik was onverbiddelijk. Van mijn royale zakgeld kocht ik bij supermarkt Het Kruidenvaatje tien kilozakken zout. Thuis verdeelde ik de zoutzakken over twee plastic boodschappentassen. Die tilde ik op, en ik draaide de onderkant van de zak in de rondte. Vlak onder het handvat plakte ik de tassen dicht met plakband. Met het zwakke bureaulamplicht op mijzelf gericht, gebruikte ik de tassen als halters. Daarna oefende ik voor de spiegel hoe ik het verhaal later in interviews zou vertellen. American dream to the max natuurlijk. Zelfgemaakte halters. Een jongen die van niets iets wist te maken.

Woensdagmiddag ging ik naar de videotheek. Als er nieuwe posters waren, mocht je daarop je naam en telefoonnummer schrijven. Als de videotheekmeneer de posters wegdeed, zou hij je bellen en mocht je ze ophalen. Elke week zocht ik nieuwe Van Damme-posters. Ik ging over lijken. Één keer heb ik de naam van iemand anders doorgestreept, en vervangen met mijn eigen naam. Ik weet nog van welke film die poster was. The Quest, uit 1996, Van Damme's regiedebuut. Maar ik ben niet gebeld.
In groep acht hield ik een spreekbeurt. Over waarom Van Damme mijn held was. Ik vertelde hoe hij op jonge leeftijd zijn vader en moeder had achtergelaten om in het verre buitenland zijn dromen waar te maken. Ik vertelde hoe hij nietsontziend vocht voor een betere toekomst in het beloofde land, en over hoe hij jarenlang vermoeiende klotebaantjes en slechtbetaalde flutrollen had moeten aannemen om rond te kunnen komen. Ik vertelde hoe hij honger had gekend en arm was geweest, maar hoe hij, door altijd in zichzelf te blijven geloven, met kleine en langzame stapjes omhoog had weten te klimmen tot waar hij nu was. Klasgenoten keken mij aan. Ze knikten. Ik vertelde dat ik Van Damme achterna zou gaan. Ook ik zou naar het verre Westen reizen. Ook ik zou in de spotlights staan. In de ogen van mijn klasgenoten zag ik, heel even, dat ik hun held was.

In het schooljaar '96-'97 ging ik naar de brugklas. Mam beloofde mij dat mijn leven zou veranderen. Ik geloofde daar niks van. Op mijn eerste schooldag deed ik 's ochtends mijn vaste rek- en strekoefeningen. Om de split te leren. Daarna smeerde ik boterhammen, pakte de tas, en stapte op de fiets.
Aangekomen op het schoolplein zag ik de torenhoge vijfdejaars. Zeventien jaar oud. Dus ze deden al een jaar aan fitness. Moe en hongerig van de verre fietstocht, maakte ik mijn tas open om een boterham te pakken. Maar mijn eten lag nog thuis op het aanrecht. Ik keek naar de poort. Misschien dat pap en mam het brood nog kwamen brengen. Maar ik zag ze nergens. Ik had mijn geld uitgegeven aan zout, dus kon op school geen nieuw eten kopen.
De bel ging. Op het plein kwam de grijze massa in beweging. Ik haastte me naar het trappenhuis, want ik had les op de vijfde verdieping. De trappen liepen in een grote, draaiende beweging omhoog. Precies in het midden van de draaiing viel één felle lichtstraal naar beneden. Ik wilde omhoogklimmen. Maar de ouderejaars liepen mij onder de voet. Met grote, snelle passen liepen zij naar hun lokalen. Ze keken naar niemand om. Iedereen moest wijken. Iedereen week. “Aan de kant kleintje!” riep iemand tegen mij. Iemand anders duwde me opzij. Mijn hoofd botste tegen de kale muur. Ik wreef en voelde dat het een bult zou worden. Geschrokken wachtte ik tot de trap vrij was.
Het was een hele zoektocht om het lokaal te vinden. Ik was te laat voor mijn eerste les. Bezweet en bibberend klopte ik op de deur. De docent deed open. “Well well, look who we have here. Please, be here on time the next time”, zei hij vriendelijk. “I allready crossed your name of the student list.” Overvallen door paniek, knikte ik. “Yes, I'll promise I'll will do that so.”

Om vier uur was ik thuis. Ik rende naar mijn kamer en schopte tegen de plastic zouttassen. Daarna tilde ik ze op en gooide ze met een draai in de prullenbak. Samen met de onaangeraakte boterhammen. Ik sloeg op de posters. Daarna scheurde ik ze van de muur. Toen alle posters op de grond lagen, keek ik in de spiegel. Achter mij zag ik de kale muur. Toen pas viel op dat het behang in de loop der jaren vaal was geworden. Alleen waar de posters hadden gehangen, had het zonlicht geen kans gehad. Daar zag ik nog de originele kleuren en vormen. Ik keek ernaar. Heel lang. Maar ik zag niets dan losse stipjes en streepjes.