woensdag 9 juni 2010

Zondag

Zondag zat hij voor het eerst dit jaar, zoals zo vele stadsvogels, weer op een terras te genieten van zijn vriend de zon en een kop koffie. Hij hield van koppen koffie in de zon. Hij hield vooral van de kleuren die je ziet als de zon reflecteert in het kleine restje koffie dat op het schoteltje achter blijft als je het kopje naar je mond brengt.
Je gebruikt op dat moment bijna al je zintuigen, je proeft de koffie op je tong, je voelt de warmte van het kopje en van de zon, je ruikt de frisse lentewind, je hoort je eigen geslurp en als net op dat moment de zon op het schoteltje schijnt... De mooiste kleurschakering van zwarte koffie deeltjes die dwarrelen in een karamelkleurig plasje koffie.
Het moment duurt maar even. Haast zodra je de kans hebt gekregen om je waarnemingen te combineren tot een beleving is er al weer iets veranderd. Een wolk voor de zon, een nieuwe geur in je neus of de schelle bel van een verontwaardigde fietser die geen voorrang krijgt.
Naast hem op het terras zat een jonge vrouw met haar, nog veel jongere, dochtertje te genieten van, jawel, een kop koffie. Haar dochtertje was blijkbaar nog niet gewend aan de smaak van koffie, of haar moeder had bezwaar tegen cafeïne bij kleine kinderen, want ze zat, met haar Artis de Partis muts op, te scheppen in een bergje slagroom dat dreef op een gele mok.
Hij keek een tijdje naar de moeder en haar dochter en voordat hij zijn kopje neerzette hief hij het even naar hen, in herkenning en bevestiging van het moment dat ze deelden. Het meisje en de jonge vrouw lachten en hieven ook hun kopjes. Op dat moment klonken de piepende banden van een auto. Verschrikt keken ze alledrie op en zagen een fietser met geheven middelvinger wegfietsen. “Een nieuwe lente, een nieuw geluid”, dacht Robert en terwijl hij het dacht zette hij zijn kopje in het bruine plasje op zijn schoteltje, legde er een paar munten bij en keek hoe laat het was.
Het horloge om zijn pols, een geschenk uit een vorig leven, zei dat het bijna tijd was. Hij stond op, zette zijn hoed op, pakte zijn tas en keek nog eens naar het kleine meisje naast hem dat nu bezig was om haar slagroom in de koffie van moeder te lepelen. Met grote bruine kraalogen was ze geconcentreerd bezig om de schepjes room gelijkmatig over de oppervlakte van de koffie te verdelen.
Normaal gesproken hebben kinderen van haar leeftijd wel iets in hun gezicht dat hun engelachtige, pure, schoonheid bederft. Een snottebel, een korstje boven de lippen of samengekoekte korreltjes slaap in een ooghoek die de harmonie van een kindergezicht bederven. Maar dit meisje had niet eens een spoor van chocolademelk boven haar kleine mond. Ze was schoon. Zelfs de dunne snee die over haar jukbeen liep, volgde de vorm van haar wang perfect en bevorderde juist de samenhang van haar gezicht, in plaats van dat zij haar verstoorde.
Het sneetje paste niet alleen in haar gezicht, het paste vooral bij haar “kind zijn”. Kinderen horen af en toe wondjes in het gezicht te hebben. Het is een teken dat ze nog buiten spelen, dat ze op avontuur gaan, dat ze lef hebben. Robert kon het ook waarderen als hij mensen van zijn eigen leeftijd ontmoette met littekens, zij het kleine. Die tekens laten zien dat mensen een interessante, gezonde, jeugd hebben gehad. Net zoals in het gezicht, hoort een mens, vond Robert, littekens op zijn knieën te hebben. Puntgave mensen, die nooit gewond zijn geraakt, nooit hun eigen bloed hebben geproefd en altijd beschermd zijn gebleven waren volgens hem een vloek voor iedere maatschappij.
Maar maatschappijen zelf horen ook littekens te hebben. Robert geloofde niet in een ongeschonden samenleving. Hij was tenslotte een realist, overtuigd van het feit dat schoonheid en harmonie te lezen was als een dagboek waarin het vallen en opstaan van de schrijver wordt beschreven. Een maatschappij die nooit van zijn fiets gevallen is, zal nooit goed leren fietsen. Geluk en ellende gaan hand in hand.
Het deed hem dan ook genoegen om bij het meisje naast hem een smalle rode streep over haar roze wang te ontdekken. De snee was zo dun dat de huid alweer aan elkaar was gegroeid en het rood meer een schaduw was dan korst. Over een paar maanden, als het zomer werd, en haar huid bruin wordt door de zon, dan zal het een wit streepje zijn. Heel licht, heel subtiel. Te smal voor de verdikking van littekenweefsel
Toen hij weg liep van het terras en keek hij nog eenmaal om. De twee dames zwaaiden, Robert tikte even aan de rand van zijn hoed en zette zijn kraag omhoog. Het was die dag, hoewel zijn oude vriend zijn best deed, nog fris. Het waaide op straat, de bomen waren nog kaal en de hemel had nog die frisse blauwe kleur van mooi winter weer.

1 opmerking:

  1. Intrigerend hoe het verhaal is omgeschreven! Iets ervan blijft hangen. Dat is een goed teken, hoewel het lastig onder woorden te brengen is waarom precies (en ook dat is vast een goed teken).

    BeantwoordenVerwijderen