'Ben jij wel helemaal helder?', had ze gevraagd, nadat ze een minuut lang op de stoel naast mij door het boek had gebladerd zonder de woorden echt te zien.
Ik had het boek teruggepakt en vermeed een verder gesprek - het zou toch op niets beters uitlopen.
Het vliegtuig was al een tijd opgestegen en schudde af en toe door turbulentie. Het riem-om lichtje boven elke rij verplichtte de passagiers wat langer dan gebruikelijk om aangelijnd in de stoelen te zitten.
Ik had mijn werk pas laten inbinden. Metalen ringetjes, zwart plastic achter, glanzend transparant voor. Het was een heel boekwerk geworden, een essay, dat allicht de gedachten van anderen met mij onder woorden bracht - anderen die de wil bezaten om te spreken, maar te bang waren voor de gevolgen daarvan en het onbegrip.
Gedachten die, hoe zij de lome burgerlijke alledaagsheid dan ook zouden opschrikken, opgeschreven moesten worden. Gedachten die ingingen tegen al het gepraal van meneer de bedrijfsmanager die zich zo belangrijk achtte, maar als het er op aankwam, geen enkele verantwoordelijkheid toonde en alles op anderen wist af te schuiven door zich als een voortreffelijk toneelspeler op te werpen, een popie-jopie van een borrelkoning, een yup die er stellig van overtuigd was dat hij zich bewezen had in de wereld van het grote geld, en met een trotse maar afhankelijke burgertrut aan zijn zij die niets nuttigers te doen had dan het smijten met zijn geld in luxueuze zaken van merkkleding en delicatessen. Gedachten die ingingen tegen allen die zich het belangrijkst achtten maar achter hun façades geen poot hadden om op te staan - als er ook maar iemand was geweest die de moeite had genomen die façades te doorbreken en aan het licht wist te brengen welk een grote pestkop er achter dat geparfumeerde en gladgeschoren hoofd schuil was gegaan en nog altijd schuilging.
Ik zag mijzelf echter absoluut niet als een Messias, ik was zo onchristelijk als maar kon, had mij nooit verdiept in religie en haar eeuwenoude rituelen. Simpelweg alleen al omdat ik te onconventioneel was, als vrouw niet gemaakt voor een simpel bestaan als lijdend voorwerp in een traditioneel rollenpatroon. Nooit ging ik met een hele massa achter één dezelfde boodschapper aan, en alle conventies van dien. Die zogenaamde boodschapper was hoe dan ook mannelijk en eervol genoeg om in te zien dat de vrouw slechts uit niets meer dan de rib van een man ontstaan kon zijn. Van de aapachtige trekken van zijn wezen als alfamannetje ontkende hij elke aanwezigheid.
Het enige waarop ik hoopte, was een klein beetje erkenning van diegenen, die het talent bezaten om ook daadwerkelijk voor zichzelf na te denken. Ik hoefde geen massa blinde meelopers achter me aan. Ze mochten het met mij eens zijn, dat zou zelfs prettig zijn, maar hoefden van mij heus niet ook nog achter alles wat ik in het vervolg nog in mijn leven zou zeggen of doen aan te lopen, puur omdat de woorden uit mijn mond zouden komen en niet uit die van een ander. Ik wilde mij niet verdrinken in die megalomanie die zo veel prominenten al lang fataal was geworden zonder dat zij dat zelf wilden erkennen. Ik hoefde die meningloze massa niet, die net zo snel op de volgende door de media voorgeschreven mening kon overgaan als een kameleon van kleur verschoot.
Ik had het werk geprint en in een oplage die op de vingers van één hand te tellen was laten inbinden. Eén ervan moest hoe dan ook mee op reis, zo vers van de private pers kon ik het niet laten om die geur op te snuiven van de geprinte inkt die mijn woorden vormde.
Ik was nog lang niet bij de gedachte aangekomen, het ooit naar een grote uitgeverij te sturen. Het zou al een hele klus zijn om een uitgeverij te vinden die niet in een heilig huisje gevestigd was. Want in de perfecte levens die de meesten van ons in de maatschappij zouden hebben - of dachten te hebben - was geen plaats voor tegenargumenten en voorbeelden van een niet erkende schaduwzijde. Dat zou bij de eerste zin al worden afgedaan als simpele rebellie, en de uitgevers hadden de doemscenario's van algehele maatschappelijke opschudding al in gedachten, wanneer het ooit in grotere oplage zou verschijnen. Ze hadden geen zin in de zoveelste zogenaamde ver-van-hun-bed-show.
Liever maakten ze geen slapende honden wakker.
De slapende hond lag op mijn schoot. Ik aaide over haar bladzijden die gevuld waren met de inkt van haar ingewanden.
Niemand kende haar inhoud, haar innerlijk, maar ze had simpelweg het uiterlijk van een boek, en daaraan werden de conclusies verbonden, dat ik gewoonweg een boek aan het lezen was in het vliegtuig, eenvoudige chicklit als tijdverdrijf, wat zeer vergelijkbaar zou zijn met het kijken naar de zoveelste flauwe Amerikaanse comedy op de schermpjes van het vliegtuig - met het platte Texaans als enige hoorbare van een ideale wereld, die voor mij juist weer een ver-van-mijn-bed-show was; ik zou me in geen van de personages kunnen herkennen, voor wie de enige zaken die telden uiterlijke schoonheid en populariteit waren.
Ik had heel voorzichtig geprobeerd, of er een ander was, die ook over de innerlijkheid na durfde te denken, en die openstond voor tegengeluid.
Mijn eerste poging was grandioos mislukt.
Dit fragment wordt deel van een groter geheel.
Alicekaren
donderdag 3 juni 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten