dinsdag 1 juni 2010

Poster

door Hekkie Pees

Via de spiegel keek ik naar de grote poster aan de muur. Jean-Claude van Damme. Mijn Held. Een Belg. Echte naam Jean-Claude van Vaerenbergh. Één-meter-vijf-en-zestig klein. Rare bobbel op zijn voorhoofd. Woont al jaren in Amerika. Maar spreekt amper Engels. Miljonair. Maar verspilde zijn geld aan cocaïne en andere witte poeders. Stopt zijn vuist vlak voor het hoofd van zijn tegenspelers. Maar slaat recht op de neus van zijn echte vrouwen. Uiteindelijk toch vijf keer getrouwd. Waarvan twee keer met dezelfde vrouw. Mijn held.
Mam vond posters maar zonde. Samen met pap had ze mooi behang uitgezocht. Met kleine, felgekleurde stipjes, streepjes en figuurtjes. Speciaal voor mij. Omdat ik zo creatief was. Want als je langer keek, ontdekte je er allerlei patronen en figuren in. De vijf blauwe bolletjes boven het bed bleken samen een perfecte cirkel te vormen, en in de twaalf gouden sterretjes naast de deur waren mijn initialen te lezen, mits je althans vanuit precies de goede hoek én via de spiegel keek. Maar ik was onbuigbaar. Er zouden posters komen. Ik had net een nieuwe gekregen, waarop Van Dammes signature move te zien was. Een flying reverse roundhouse kick. Een achterwaarts draaiende trap, springend in de lucht.
Thuis kwam ik niks te kort. Ook geen bezorgdheid. Ik mocht bijvoorbeeld pas gaan fitnessen als ik volgroeid was. Dat zou volgens pap en mam precies op mijn zestiende verjaardag zijn. Maar ik was onverbiddelijk. Van mijn royale zakgeld kocht ik bij supermarkt Het Kruidenvaatje tien kilozakken zout. Thuis verdeelde ik de zoutzakken over twee plastic boodschappentassen. Die tilde ik op, en ik draaide de onderkant van de zak in de rondte. Vlak onder het handvat plakte ik de tassen dicht met plakband. Met het zwakke bureaulamplicht op mijzelf gericht, gebruikte ik de tassen als halters. Daarna oefende ik voor de spiegel hoe ik het verhaal later in interviews zou vertellen. American dream to the max natuurlijk. Zelfgemaakte halters. Een jongen die van niets iets wist te maken.

Woensdagmiddag ging ik naar de videotheek. Als er nieuwe posters waren, mocht je daarop je naam en telefoonnummer schrijven. Als de videotheekmeneer de posters wegdeed, zou hij je bellen en mocht je ze ophalen. Elke week zocht ik nieuwe Van Damme-posters. Ik ging over lijken. Één keer heb ik de naam van iemand anders doorgestreept, en vervangen met mijn eigen naam. Ik weet nog van welke film die poster was. The Quest, uit 1996, Van Damme's regiedebuut. Maar ik ben niet gebeld.
In groep acht hield ik een spreekbeurt. Over waarom Van Damme mijn held was. Ik vertelde hoe hij op jonge leeftijd zijn vader en moeder had achtergelaten om in het verre buitenland zijn dromen waar te maken. Ik vertelde hoe hij nietsontziend vocht voor een betere toekomst in het beloofde land, en over hoe hij jarenlang vermoeiende klotebaantjes en slechtbetaalde flutrollen had moeten aannemen om rond te kunnen komen. Ik vertelde hoe hij honger had gekend en arm was geweest, maar hoe hij, door altijd in zichzelf te blijven geloven, met kleine en langzame stapjes omhoog had weten te klimmen tot waar hij nu was. Klasgenoten keken mij aan. Ze knikten. Ik vertelde dat ik Van Damme achterna zou gaan. Ook ik zou naar het verre Westen reizen. Ook ik zou in de spotlights staan. In de ogen van mijn klasgenoten zag ik, heel even, dat ik hun held was.

In het schooljaar '96-'97 ging ik naar de brugklas. Mam beloofde mij dat mijn leven zou veranderen. Ik geloofde daar niks van. Op mijn eerste schooldag deed ik 's ochtends mijn vaste rek- en strekoefeningen. Om de split te leren. Daarna smeerde ik boterhammen, pakte de tas, en stapte op de fiets.
Aangekomen op het schoolplein zag ik de torenhoge vijfdejaars. Zeventien jaar oud. Dus ze deden al een jaar aan fitness. Moe en hongerig van de verre fietstocht, maakte ik mijn tas open om een boterham te pakken. Maar mijn eten lag nog thuis op het aanrecht. Ik keek naar de poort. Misschien dat pap en mam het brood nog kwamen brengen. Maar ik zag ze nergens. Ik had mijn geld uitgegeven aan zout, dus kon op school geen nieuw eten kopen.
De bel ging. Op het plein kwam de grijze massa in beweging. Ik haastte me naar het trappenhuis, want ik had les op de vijfde verdieping. De trappen liepen in een grote, draaiende beweging omhoog. Precies in het midden van de draaiing viel één felle lichtstraal naar beneden. Ik wilde omhoogklimmen. Maar de ouderejaars liepen mij onder de voet. Met grote, snelle passen liepen zij naar hun lokalen. Ze keken naar niemand om. Iedereen moest wijken. Iedereen week. “Aan de kant kleintje!” riep iemand tegen mij. Iemand anders duwde me opzij. Mijn hoofd botste tegen de kale muur. Ik wreef en voelde dat het een bult zou worden. Geschrokken wachtte ik tot de trap vrij was.
Het was een hele zoektocht om het lokaal te vinden. Ik was te laat voor mijn eerste les. Bezweet en bibberend klopte ik op de deur. De docent deed open. “Well well, look who we have here. Please, be here on time the next time”, zei hij vriendelijk. “I allready crossed your name of the student list.” Overvallen door paniek, knikte ik. “Yes, I'll promise I'll will do that so.”

Om vier uur was ik thuis. Ik rende naar mijn kamer en schopte tegen de plastic zouttassen. Daarna tilde ik ze op en gooide ze met een draai in de prullenbak. Samen met de onaangeraakte boterhammen. Ik sloeg op de posters. Daarna scheurde ik ze van de muur. Toen alle posters op de grond lagen, keek ik in de spiegel. Achter mij zag ik de kale muur. Toen pas viel op dat het behang in de loop der jaren vaal was geworden. Alleen waar de posters hadden gehangen, had het zonlicht geen kans gehad. Daar zag ik nog de originele kleuren en vormen. Ik keek ernaar. Heel lang. Maar ik zag niets dan losse stipjes en streepjes.

2 opmerkingen: