vrijdag 23 juli 2010

II. Het Einde van het Begin

Deel 2 van een drie-delig verhaaltje: "Het Begin en het Einde van het Einde"
Vanavond, na een lange en warme zomerse dag, viel ik al zittend in slaap. Tijdens onrustige dromen zag ik de vrouw uit mijn dromen weer voor mij staan. Langzaam sluimerend tussen wakker en slaap tussen realiteit en dromen hoorde ik af en toe geluiden van de televisie. De geluiden vermengden zich met mijn gedachten. Plotsklaps schrok ik wakker; een stekende pijn voelde ik bij mijn polsen. Ik zat nog in de stoel, bloed druppelde op de grond. Het kleed zoog het roodkleurende vocht op als een spons. De vlek werd langzaam groter. Voor mij stond mijn Oosterse dame met in haar rechterhand een mes. Een keukenmes. Wild keek ze uit haar ogen. Ik sprong op, het bekende krijsen begon, galmde in mijn oren. Mijn hoofd leek te barsten, het mes viel kletterend op de grond. Beet pakte ik haar. Wild begon ze om haar heen te slaan. Niet tot rust te krijgen. In de keukenla lag een tierape. Het enige waar ik aan kon denken was een redmiddel tegen het slaan. Dus pakte ik het. De la viel door de onverwachtse ruk op de grond. De tierapes verspreid over de grond tussen messen en scharen. Met een hand hou ik haar polsen bij elkaar, met de andere hand lukt het om de polsen tegen elkaar vast te maken. Fruitvliegjes vliegen op. Ze moet gaan slapen en afkoelen. Dus leg ik haar maar op het bed en omdat ze zo zweet probeer ik het wat koeler te maken door een glas water over haar hoofd leeg te gieten. Hysterisch blijft ze gillen, bijten en trappen. Ik weet niet wat ik moet. En besluit in een soort van melancholieke bui maar terug te gaan naar waar ik ooit, vier jaar geleden, vertrok. Ik snap naar buiten, de zwoele zomernacht in. Jongeren hangen op straat en kijken mij verbaasd aan, ik denk door de gele lap rond mijn pols.
Rijdende richting het verleden, koplampen komen mij tegemoet, schijnen pijnlijk in mijn ogen, een witte middenstreep flitst voorbij. De weg naar het verleden blijkt lang. In mij rijst het gevoel om vlak voor aankomende koplampen er recht op aan te sturen. In gedachten hoor ik een klap, het geluid van versplinterend glas, sirenes, geschreeuw, knetterend vuur, een ontploffende tank. Ik blijf op mijn eigen baan. De bekende weg naar het oude huis. Aangekomen verbreekt een blaffende hond de pijnlijke stilte. Het licht gaat aan. Mijn enige zoon komt naar buiten gelopen, een trainingsbroek aan. Hij ziet de gele doek om mijn pols en wil mij naar het ziekenhuis brengen. Dat mag niet, dat kan niet, ik moet terug naar mijn Oosterse dame. Hij duwt mij op de passagiersstoel van mijn auto en begint zelf te rijden, rijden richting het ziekenhuis. Ik vloek. Het helpt, hij rijdt toch terug naar haar.
Het is nacht, de tweede nachtdienst op rij, het is onrustig, veel meldingen. In een dorp is een vechtpartijtje uitgebroken. Genoeg eenheden zijn er heen. Dan maar weer even terug naar het midden van het gebied. De radio kraakt, de meldkamer roept ons op. Hopelijk toch niet weer voor een melding van geluidsoverlast, zoals er al zo veel zijn geweest in deze nacht. Een stem aan de andere kant van de lijn laat ons weten dat er een melding is in het centrum van de stad. Een vrouw zou gekneveld zijn met een tierape en onder het bloed naar buiten zijn gelopen, naar de melder. De melder heeft de schaar die ze in haar handen had gepakt en haar losgeknipt waarna de vrouw de schaar heeft gepakt en weer terug de woning in is gegaan. Wij gaan die kant uit. Vanaf de andere kant van de het district moet nog een voertuig komen. De rest is nog bezig met de vechtpartij.

1 opmerking:

  1. Ik vraag me echt af wat de Oosterse dame drijft. Maar door ook het een en ander in het midden te laten, laat je ruimte voor eigen fantasie over en is het misschien ook des te interessanter om verder te lezen.

    BeantwoordenVerwijderen