vrijdag 30 juli 2010

III. Het Einde van het Einde

Het derde en daarmee slotdeel van een drie-delig verhaaltje: "Het Begin en het Einde van het Einde"
De weg terug naar het heden lijkt korter dan de weg naar het verleden. De auto wordt geparkeerd, wij stappen uit. Hij loopt voor me, is inmiddels groter dan ik ben. Mijn zoon is een man geworden. Vreemde constatering. Met de sleutel opent hij de deur en stapt naar binnen. Binnen is het een grote chaos, nog groter dan de chaos die ik heb achtergelaten, in het heden en het verleden. Mijn Oosterse ligt niet meer op bed maar zit op de rand, met een schaar in de handen. Ik ruik gas. Meteen loop ik naar het fornuis en draai het dicht. Ik stap vervolgens op haar toe, en zij begint direct te gillen. Weer te gillen eigenlijk. Ik duik op haar omdat ik gek word van het gegil. Op het dak hoor ik gebons, een auto rijdt de straat in. Een plantenbak valt om.
Na een korte rit zijn we op de plek van de melding. Via een brandtrap proberen we zicht te krijgen op het pand waar de melding over ging. Binnen zien we drie personen, een vrouw zit huilend op het bed, een kale man van zestig probeert haar te grijpen. Zij krijst, dat kunnen we buiten horen. De ramen staan immers open. Wapens zijn er zo snel niet te zien. Het besluit is genomen om alvast naar binnen te gaan, de tweede eenheid is inmiddels ook al in de buurt.
Dan zie ik waar het geluid vandaan komt, twee agenten staan voor het raam. Dat kut wijf heeft zeker de politie gebeld. Hier heb ik geen zin in. Door de deur ren ik naar buiten. Hetzelfde gevoel treft mij als bij het einde van mijn huwelijk. Deze deur ga ik niet weer door. Ik hoor geschreeuw van de jongeren achter mij. In mij wellen regels van een gedicht op.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
Dan maar rennen, op de hoek zie ik een politieauto staan, vanaf de andere kant komt er nog een aangeregen. Waar moet ik heen? De sleutels van de auto heeft mijn zoon nog. Dan maar door rennen. Rennen richting het station.
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Nee, ik ga niet met de trein. Dan kunnen ze me te makkelijk pakken. Ik moet met verstoppen, ja dat moet ik doen. Richting het bos dus. Niet via de weg, daar rijden die stomme agenten. Dan maar het spoor oversteken. Het bos is dichtbij. In de verte hoor ik een portier dicht klappen. Misschien hebben ze me dan toch gezien. Ik duik weg. Een hond blaft. Takken breken af. Dan maar weer terug het spoor over.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
Via het spoor ren ik weg van de plek waar het allemaal begon. Buiten adem, de hond hoor ik niet meer. Gelukkig. In de verte zie ik drie gele lampjes mijn kant op komen de bocht om. Een kriebel gaat door mij heen. Ik blijf verstijfd staan. Met hoge snelheid zie ik de lampjes mijn kant uit komen. Gegrom van een zware motor zwelt aan. Een monster komt aan gedonderd, een ijzer eter. Als een konijn dat in koplampen kijkt blijf ik staan. Geen kant kan ik op. Want waar ik ook heen ga is het fout.
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
De lampen worden feller, oorverdovend geluid, gekras van metaal op metaal vult mijn hoofd. Een geel monster, een klap en het gevoel alle lucht uit mijn longen geblazen te krijgen. In de verte hoor ik het lied, het lied wat lang geleden was begonnen en waarvan ik nu eindelijk het einde hoor. Het voelt goed; ik ben klaar.
De stap door het raam naar binnen is snel gemaakt. De kale man rent meteen bij het zien van ons weg. Hopelijk pakken de collega's buiten hem nog. De vrouw blijft krijsen en is niet tot bedaren te krijgen. Via de portofoon hoor ik dat de man richting het bos rent. De hondengeleider gaat die kant maar op. Misschien kan die hem vinden en aanhouden. Een verhaal is uit deze Chinese vrouw helaas niet te krijgen, het enige wat ze uitschreeuwt is dat ze van hem houdt. Verder niks. Toch maar aanhouden en op het bureau het verhaal maar uitzoeken. De meldkamer roept weer een eenheid in het gebied. Een nieuwe melding. De Intercity heeft zojuist een persoon aangereden, niet ver van hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten