zondag 29 augustus 2010
Schrijvers van Zomer van Tien
- Hh grunchman, - Jules de Keiser, - Simon, - Sütbrod ,
- Raoul Markaban,- Hekkie Pees, - Marike Verheul.
Dit waren de schrijvers van Zomer van Tien. Dank voor de ruim 70 (!) mooie /leuke /interessante en/of grappige bijdragen.
De komende maanden worden even geen nieuwe teksten geplaatst, vanwege de blogpauze of 'semesterstop'. Bij voldoende animo gaan we half december of volgende zomer verder met het uitwisselen van creatieve schrijfsels. Wil je meedoen? Meld je alvast aan.
Alle bijdragen zijn verzameld in het rechter menu onder de noemers en namen, door elkaar vermeld op volgorde van aantal bijdragen.
Kijk ook eens bij '(boeken) ter inspiratie' en 'discussie', reacties als aanvulling blijven welkom.
Wedstrijdjes voor liefhebbers
Wie het schrijven echt niet kan laten, schrijft wel door natuurlijk. Desnoods op het behang. Ook zijn er de komende maanden bijvoorbeeld schrijfwedstrijden waar je aan mee kunt doen. Een paar links:
-Fantastels.nl: horror, sf en fantasy, insturen in oktober (wie weet houden ze ook van grumor).
-Nationalegedichtenwedstrijd.nl: deadline 1 november (Komrij moet wel van je houden en/of jij van hem?)
-Ikvertel.nl: korte verhalen, doorlopend insturen (maar slechts een per kwartaal per persoon, pff)
-schrijvenonline.org/wedstrijden (hier houden de schrijfwedstrijden nooit op)
Tot schrijfs, en keep up the spirit!
zomervantien
Jans zomer voorbij
Sommigen zouden hem een Einzelgänger noemen, anderen een levensgenieter. Maar velen zouden hem gewoonweg niet kennen. Mensen waren niet echt Jans ding. Hij praatte wel met de mensen, maar het voegde voor hem niets bijzonders aan zijn leven toe. Jan kon uren besteden aan het prepareren van een heerlijk diner voor één. Vandaag was zijn dessert zelfgemaakt roomijs met eigen gekweekte aardbeien. Jan had gelukkige gevoelens bij dit soort momenten als eten. Hij probeerde gelukkige momenten te koesteren. Ze een plekje te geven in zijn hoofd, zodat ze op een volgend moment weer op te roepen waren. Dat deed Jan graag, koesteren.
Dresscode (22)
Kees Woerdman had een grondige hekel aan regen. Niet alleen bemodderde het zijn Mercedes wanneer hij als directeur naar zijn werk toog, ook droogden zijn overhemden niet en kon hij niet buiten zitten om wat kleur in zijn gezicht te krijgen. Een goede kleur, die paste bij een gezond persoon met gezond verstand. In de herfst en de winter, wanneer hij niet vaak genoeg buiten kon zitten, trachtte hij dit te compenseren door zijn vrouw extra vaak stevige bourgondische maaltijden te laten bereiden. Om een steentje bij te dragen aan het permanente welzijn van zijn persoon, nam hij steevast de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitswijnen, die de flair van zo een maaltijd moesten versterken. Om de paar weken kocht hij een aantal flessen in. Hiervoor trok hij met alle plezier een groot deel van zijn vrije zaterdagmiddag uit. Dan was hij meteen weer op de hoogte van het assortiment en de aanbevelingen. De wijnhandelaar kende hem goed, en wist meteen hoe hij hem, de man van smaak en stijl, tevreden kon stellen. Het enige dat Kees wel eens overpeinsde, en de laatste tijd steeds regelmatiger, was de geleidelijke groei van zijn bourgondische buik.
Het was nog zomer maar het regende al twee weken bijna onafgebroken. Zijn vrouw had hem steeds vaker geprobeerd terecht te wijzen toen ze bemerkte dat zijn temperament eronder begon te leiden. Ze schotelde die avond gemarineerde biefstuk voor, het beste van het zwijntje, waarbij een stevige wijn wel op zijn plek was. Hopelijk zou haar man dat waarderen. Hij was echter niet te temperen toen hij nog voor het leegeten van zijn bord drie glazen op had.
'En nu wil ik potverdorie eens schoon schip gaan maken bij de organisatie! Al die dwaze klanten die maar niet mee willen werken aan de genezing van hun afwijkingen, stank voor dank voor onze hulp! Snotapen zijn het! Ik wil alleen klanten laten behandelen die echte hulp willen en niet altijd maar blijven dralen in hun probleem, om maar medelijden te krijgen! Alle biefstukken nog aan toe!'
Zijn vrouw sloeg haar handen voor haar mond. Ze had zijn buien van licht ontvlambaarheid voor lief genomen, omdat ze ervan overtuigd was dat haar echtgenoot een zeer groot charisma bezat. Maar een razernij zoals nu had ze zelden meegemaakt. De charismatische man had tijdens zijn schreeuwen zijn vierde glas dure kwaliteitswijn omgestoten. Donkerrode spatten waren zichtbaar op zijn nog die ochtend gestreken witte overhemd. Een grote vlek verspreidde zich over het tafelkleed. Tot overmaat van ramp was het kristallen wijnglas van tafel gerold en op de vloer uiteengespat.
Met glanzende oogjes at Kees Woerdman onverschrokken de rest van zijn biefstuk op. Daarna stond hij achteloos op van tafel en zonder nog iets te zeggen liep hij naar boven, waar hij de computer aanzette. Zijn vrouw zou het wel opruimen. Hij wist wat hem te doen stond.
Het was tijd om de frisheid in zijn organisatie weer wat kracht bij te zetten. Nog steeds was hij vol trots over zijn ingeving van weleer om zijn franchisebedrijf op te zetten, naar een nieuw concept om weer een frisse wind door de zo ontzettend vastgeroeste psychische zorgsector te laten waaien, te laten stormen.
Hij begon brieven te typen. De lastigste probleemgevallen, de meest onverbeterlijke lastpakken waarvan hij in zijn organisatie lucht had gekregen, zou hij eens op hun plek zetten met verzoeken persoonlijk in zijn werkkamer te verschijnen. Hij zou ze eens, de ondankbaren!
Terwijl de regen onverbiddelijk tegen de ramen kletterde, verscheen er een brede grijns op het gezicht van Kees Woerdman. Verheugd streek hij over zijn goedgevulde buik.
Alicekaren
Popliedje
best heel kinderachtig
want dat is hip, is in
'k maak hippe liedjes
van kinderliedjes
do re mi want meer is 't niet
met best heel diep
diepzinnige teksten
en zij zingen mee
en ik palm ze in
mijn hele generatie
ik hakkel wat
ik time vertwijfeld
kijk boos, verdrietig
of anderszins betekenisvol
en aan mijn zij een pop
een doll
en voila
tralala
tra la
die la
zaterdag 28 augustus 2010
Mannengek
zei de vrouw /
ik hou zo van mannen, alles van mannen
daarom draag ik mannenkleren
in mannengeuren en kleuren
(bis)
ja ik hul mij in zijn geuren
tralalaa lala lalaa
zo aantrekkelijk
oh
ojee
ojeah
zondag 22 augustus 2010
Laatste week!
eenmaal, andermaal…
zomervantien
.
woensdag 18 augustus 2010
Seel 2010
spiegeltje water spiegeltje
waar elders mensen in verdrinken
heis a die seilen laat ze wapperen
vaar de waarheid uit het water
de neuzen bloedend in de wind
zaterdag 14 augustus 2010
Quote
In het Letterkundig museum is (tot 29 aug.) een tentoonstelling te zien over Charlotte Mutsaers. Schilderijen, tekeningen, maar ook aantekeningen voor haar boeken. In een film met stukjes interview e.d. die daar wordt vertoond zegt ze: "Fictie is niet verhaaltjes verzinnen. Fictie is voor mij vorm geven aan de beleving van je leven".
dinsdag 10 augustus 2010
Echt gebeurd
De laatste gil
Het was mijn eerste ochtend op een grasveld op een vreemd continent: Australië. Zo ver was ik nog nooit geweest. Eindeloos had het vliegen geduurd en groot was de jetlag.
Ik dacht dat Australië een soort woestijn was met rode rotsen en lange hete asfaltwegen, maar waar ik me bevond leek het meer op een tropisch regenwoud. Torenhoge eucalyptusbomen omringden me en de vochtige hitte was zo vroeg al voelbaar. Maar bovenal: die geluiden! Er was een onbekende vogel die hier de toon zette, en dat fascineerde me mateloos. Hoe zou die eruit zien vroeg ik me af.
Daar stond ik in de tuin, eerbiedig en geconcentreerd. Mijn gastvrouw lag vast nog op bed, in haar mooie huis met uitzicht op een verre zee. We kenden elkaar van de yogacursus. Dus ze zou het helemaal niet raar vinden als ik nu langzaam een been optilde en mijn armen in de lucht stak en zo, roerloos, een tijdje zou blijven staan. Als een boom, gezellig naast een eucalyptus. Nee, het was meer dan gezellig, het was magisch. Ik voelde me één met het gras en de aarde en dacht aan de koala’s die me makkelijk zouden kunnen zien vanuit de bomen. Die keken dan naar een onbeweeglijk Europees mensenbeest in hun voortuin.
Uit het niets doemde er plotseling van links achter me een snuivend en rochelend geluid op van een levend wezen. Het kon geen mens zijn. Geschrokken keek ik in die richting, maar mijn ogen stonden nog in 'hypnose-stand' en het enige wat ik zag was een donker, bollig monster dat zich met grote snelheid in mijn richting voortbewoog. Het was misschien een woedend beest dat ik nog niet van naam kende? Het geluid was gruwelijk, alsof het net een wurgslang had verorberd en ik het tweede hapje zou worden die ochtend. Een angst die ik alleen kende uit een droom verlamde me ogenblikkelijk. En ik dacht: nu ben ik er geweest want hij ruikt natuurlijk ook nog eens dat ik vreselijk bang ben. Verstijfd wachtte ik op zijn eerste hap en toen de poten naar mijn lichaam begonnen te graaien hoorde ik mezelf een laatste gil slaken, 'hhaaaoeh'. IJselijk maar zacht, een veel te bescheiden gil voor iemand in doodsnood. Daar zou geen hond op afkomen. Iedereen sliep nog.
Dit waren mijn laatste minuten, wie had ooit gedacht dat die zo gruwelijk en onopgemerkt zouden zijn. [Kon ik niet iets harder gillen, bijvoorbeeld, of wilde ik misschien niemand tot last zijn? Tjezus!]
Met de ogen stijf dichtgeknepen en het hoofd naar de hemel gericht, bleef ik maar staan. Mijn kreet was overgegaan in een klaaglijk gejammer. Maar er gebeurde niets. Dat wil zeggen, het walgelijke gehijg van het beest was wel heel dichtbij gekomen en zijn nagels voelde ik hard krabben op mijn onderbenen, maar er gebeurde niets nieuws.
Het jammeren werd minder. Nieuwsgierigheid had het voorzichtig overgenomen. De verstijving verslapte en uiteindelijk, eindelijk durfde ik naar beneden te kijken. Eerst wazig, maar toen zag ik het goed. Het was een oerlelijke, dolenthousiaste en ongeduldige hond met verkreukeld hoofd en gedrongen poten. Die wilde spelen.
Zelf was ik nu eigenlijk liever een tijdje gaan zitten huilen. Maar hij duldde geen alternatief plan.
De hele ochtend hebben we toen samen opgetrokken. We hebben gestoeid, goed gelachen en heerlijk gewandeld. Ik kan niet zeggen dat het een vriend voor het leven is geworden, want daarvoor woonde hij te ver weg. Maar sommige ontmoetingen gaan nu eenmaal tot de belangrijkste levenslessen behoren. Dus nu verkondig ik mijn wijsheden aan iedereen die het wil horen: 1. als je heel erg schrikt van iemand bedenk dan dat degene misschien gewoon alleen wil spelen, 2. van yoga ga je wazig zien, en tot slot: zorg dat je niet onopgemerkt doodgaat. Schreeuw nog liever de longen uit je lijf. Anders krijg je spijt dat je laatste gil zo nietszeggend was, zo veel te zachtjes.
vrijdag 6 augustus 2010
wespen
donderdag 5 augustus 2010
dinsdag 3 augustus 2010
zondag 1 augustus 2010
Gevangen
Het is goed uitproberen op internet
Onze felicitaties alvast!
Lees hier het interview met haar bij Athenaeum boekhandel.
zaterdag 31 juli 2010
Vervlogen
Ik dwarrel rond door het verleden waarvan
de bladeren zwijgzaam vergelen doch
koppig standhouden, wachtend op
een vervolg dat niet komt, nu de tijd
daarvoor en daarna is vervlogen.
Alleen ik snap dat het
vervlogene nostalgie is die voor
mij hetzelfde blijft en voor iedereen
verschilt in kleur van daglicht, natuur,
details en duur, diep verankerd.
In de verte lijk ik nog sporen te zien, terwijl de
bladeren der tijd al loslaten en de
eeuwigheid vergankelijk blijkt.
En ik roep,
onhoorbaar voor het
onomkeerbare verleden
van tijd en ruimte.
vrijdag 30 juli 2010
Illusie
ik gedij in een bewegingsloze wolk en koester mijn illusies
hij omvat de wereld weliswaar mijn wereld zonder een zuchtje
wind vandaag en morgen ook nog en verder durf ik niet
ik sta los van de razernij in de buitenwereld vol labzwanzen
die verzonken ligt in zelfzucht met een luchtje
van naar verval lonkende materie en praalhanzen
want dat is wel erg goedkoop
Alicekaren
het Masker (discussie)
“Het menselijk wezen uit zich niet direct en in overeenstemming met zijn natuur, maar steeds in een bepaalde vorm, en die vorm, die stijl, die zijnswijze komt niet alleen voort uit onszelf maar wordt ons van buitenaf opgedrongen – en daarom kan dezelfde persoon naar buiten toe nu eens verstandig, dan weer dom lijken, nu eens bloeddorstig, dan weer engelachtig, nu eens rijp, dan weer onrijp, afhankelijk van de stijl die hem toevallig aanwaait en van zijn beïnvloeding door anderen,” schrijft de Pool Witold Gombrowicz in zijn in 1937 verschenen roman Ferdydurke.
Een boeiende, maar tegelijkertijd scherpe, speculatieve quote. De mens wordt hier gesteld als een wezen dat zich via bepaalde handelingen en gedragingen uit, waardoor bij anderen een bepaald beeld opgeroepen wordt wat voor hen veel beter omlijnt en definieert wat diegene van binnen is. Ons innerlijk correspondeert niet meer met ons uiterlijk vertoon. Er ontstaat een scheiding tussen het innerlijke van de mens als wezen en het masker wat de buitenwereld hem opzet. Een gemaakt, irrelevant masker wat een persoon aangemeten wordt om hem als mens te constitueren, te plaatsen. Aanpassen aan dit masker lijkt dan de enige optie.
Het masker is een afspiegeling van de in het lichaam van de mens heersende ideeënwereld en schept hierdoor slechts een schijn-realiteit. Tegenwoordig meten schrijvers hun zelf gecreëerde personages ook maskers aan. Beide soorten maskers zorgen voor een verandering in het gedrag van de mens of het personage; het subject. Een subject dat zich gaat gedragen naar het opgezette masker - wie daar dan ook verantwoordelijk voor wordt gesteld - maar nooit het masker wordt. Of toch wel?
III. Het Einde van het Einde
donderdag 29 juli 2010
Iustitia
In plaats daarvan zit ik in een houding die me forceert om vooruit te kijken. Mijn handen zijn naar achteren om een boom heen gebonden. Haar bladerdak boven me verraadt niets van bevrijding of vergeving. Vergeving van het zijn van een persoon.
Ik kan niet zomaar vervallen tot de elementen waaruit de aarde is opgebouwd. In stilzwijgen zal ik eerst nog het leven moeten ondergaan. Ik weet niet hoe lang het nog zal duren of hoe lang ik zelf wil dat het gaat duren.
Ik had niet tussen de schaapachtigen moeten gaan staan. Ik was als een ander wezen, ik dreef hen uiteen. Ik bracht grote verwarring, veroorzaakt door een kleine ordeverstoring, door er alleen maar te zijn in mijn verschijning, en niets meer.
In mijn doorweekte kleding kijk ik omhoog. Het miezert en er stijgt een damp op van de bosvloer. Insecten zoeken aldaar naar elk spoor van verrotting en verval. Het daglicht wordt gedempt, de bomen staan hier vrij dicht op elkaar.
In de verte zie ik schimmen. Ze voeren rituelen uit die ik niet kan plaatsen. Ik ben geen van hen, het is een gesloten groep. Ik kan hun stemmen net aan horen, versta flarden Latijn. Ze achten al hun handelingen rechtvaardig. Iustitia omni auro carior. Gerechtigheid is meer waard dan al het goud.
Hier spendeer ik minuten, uren, ik weet niet hoe lang nog. Niemand kijkt nog naar me, maar ze weten waar ik ben. Ik ben vindbaar, te verwerpelijk om gevonden te worden. Mijn gewrichten doen pijn, alles is vochtig. Mijn lichaam is een huls waarin ik lijd en waarin mijn geschiedenis is opgesloten. Het bos geeft mijn toekomst niet prijs.
Alicekaren
Er zit een kreuk in me jas
zaterdag 24 juli 2010
Een kleine jongen
vrijdag 23 juli 2010
II. Het Einde van het Begin
donderdag 22 juli 2010
Draaiorgel
en 's lands beste voetballers
werden gesponsord
door de grote bierbrouwerij
begonnen de kinderen met zeven jaar
te drinken
en de volwassenen om zeven uur
's ochtends
Langzaam is het kleine land
toen veranderd
in één groot draaiorgel
woensdag 21 juli 2010
Dresscode (5)
Nee, geen idee, ik bedoel, dag en nacht omvatten veel tijd, maar toch heb ik geen tijd meer over. Doordat ik zo wakker lig. Overdag voel ik me niet minder leeg dan 's nachts. En 's nachts lig ik maar op bed en staar wat naar het plafond, draai me om, staar naar de muur, draai me om.. zo gaat dat dan door. Daarbij heb ik het heel vaak veel te warm en soms klam.
O ja, natuurlijk is dat niet het enige, want ook moet ik op vreemde tijden naar het toilet. Ik word er gek van.
Pfoeh, ik kon in mijn eerste jaar zo sierlijk doen in het openbaar. Misschien was het een façade. Alsof er een ander in me was gekropen. Zoiets. Daar ben ik maar mee gestopt.
Aanpassen? Nee, dat heeft me dus al heel wat ongeluk bezorgd. Het werd er niet beter op, echt, het maakte geen verschil. Ik zie dat niet als optie.
Op de universiteit zien ze me komen en gaan. Ik weet alleen niet of ze me altijd opmerken. En ik praat wat her en der. Net als iedereen. In eerste instantie lijkt er niets aan de hand.. het lijkt voor een buitenstaander zo gezellig. Maar mensen kunnen soms zo verdomde doortrapt zijn, he? Alleen maar om hun eigen egoïsme voort te zetten zonder dat anderen dat merken. Een ballonnetje, als je het mij vraagt, maar niemand ziet het als een ballon, want hij is imaginair. En wat zij niet zien, is niet. Dus ik heb volgens iedereen daar beslist geen recht om zo een ballonnetje kapot te prikken - hij zou immers niet bestaan. Het niet uitgebeelde en ongeschrevene, ik voel het overal. Ik weet niet of ik de enige ben die dat voelt. Of dat ik de enige ben die dat gevoel uitspreekt, en dat verder iedereen onbewust tegen een eigen natuur ingaat.
Nee, nee, zulke dingen kunnen daar beslist niet ter sprake komen. Dat is tabee. Ik kan er echt alleen hier over praten. Straks mijden ze me nog meer, straks mijden ze me echt als de pest. Gevoelige of diepzinnige kwesties, daar hebben ze wel een stramien voor. Dat moet allemaal volgens een zeker patroon.
Waarop baseer ik dat? Ik heb geen protocol beschikbaar hoor, maar zo voelt het wel. Het is allemaal ongeschreven. Maar intuïtie wordt vaak met een negatieve bijklank in de mond afgedaan als een eigenschap voor typische vrouwen. Je weet wel, van die eeuwige parttimers, die werkelijk smullen van Desperate Houswives en van De gelukkige huisvrouw, maar zich wel heel geëmancipeerd achten. Thuis, met zo een dekentje over zich heen op de bank. Ach ja, die lijken mij juist van intuïtie verstoken, die lopen eerder het geld van manlief achterna dan hun intuïtie. Maar dat, intuïtie, dat lijkt me geen slechte eigenschap, beslist niet.
Ja, ik was natuurlijk net diegene die wel graag diepgang zou willen. Ik begrijp niet waarom ze dat zo vrezen. In hun intellect blijven ze steken in oppervlakkige koetjes-en-kalfjes-praat. Daar kan ik niks aan veranderen.
Nee, ik kan er beslist mijn hart niet luchten, en zij hebben misschien niets om hun hart over te luchten. In elk geval hebben ze niets te klagen, want ze hebben alleen oor voor elkaar.
Mijn studententijd? Prut in sociale zin. Oh, ik haal goede cijfers hoor. Maar ik voel zo weinig vreugde.. of dat wat daarvoor door moet gaan is maar voor een selecte groep. Ik moet mezelf altijd maar verdedigen. Dat is gewoon zo. Dat is hier een trend van mijn bestaan ..nou ja, dat is niet alleen hier zo. Nee, niet alleen hier, dat is vrijwel overal en sinds ik me kan herinneren, eigenlijk.
Of het went? Nou, het is soms wel vermoeiend hoor. Ik zou blijer zijn als ik dat niet zo hoefde te doen, maar ja, veel mensen vragen nou eenmaal acceptatie en tolerantie voor hun eigen intolerantie. Voor sommige mensen besta ikzelf niet wanneer ik weiger mezelf te verdedigen, of als ik dat wel doe, besta ik maar voor een moment. Hoewel verdedigen zelfs daarop geen garantie is. Maar ik weiger soms. Ik denk dat zo een opgelegd verdedigen, omdat ik blijkbaar ergens niet helemaal zoals zij ben, puur een showproces is, ten behoeve van de ego's van anderen. Die zien zichzelf als superieur aan mijn wezen.
Ja, als ik me grenzeloos aanpas aan andermans grillen hoef ik mezelf minder te verdedigen. Maar het zijn van een ander persoon is een verkwisting van de persoon die ik ben. Of je me nou mag of niet.
O nee hoor, zij zullen die houding zelf nooit verdedigen, want zij achten hun oordeel een feit, terwijl ze niet eens argumenten hebben om dat oordeel te verdedigen. Ze rechtvaardigen zichzelf al met die nuances in hun doen, waaruit te lezen valt dat mensen zoals ik dan maar zoals zij hadden moeten zijn.
Goh. Lastige vraag. Of dit het enige is wat me opjaagt.. pfoeh. Dan stel je me er eentje.
Dit fragment wordt deel van een groter geheel.
Alicekaren
Sonnet van de mot van hawee
ijskoninginnetje
met je tweekleurige blaadjes
uit een vaas gered
en vanzelf versteend
voor de eeuwigheid
bloem van mij
sjullen we danjsen
wat schrijf je nou idioot
dansen met een droogbloem
ben je wel helemaal lekker
je ligt hier te ijlen en dood te gaan
concentreer je liever
doe iets plechtigs
.
zondag 18 juli 2010
I. Het Begin van het Einde
Dresscode (4)
Marga's blik was op oneindig gericht en staarde naar een onzichtbaar iets aan het einde van de schamel verlichte gang. Tl-gezoem was het enige geluid. Haar voetstappen waren haast onhoorbaar, ze sloop, was zichtbaar maar toch niet.
Het moest maar eens afgelopen zijn. Marga wilde eindelijk een diploma. Zodat ze verder kon met een nieuw begin.
Voor haar was leven iets heel anders dan geleefd worden en iets heel anders dan laten leven. Ze kon inschikken, aanpassen, of wegwezen. Ze liet zich niet zomaar wegkrijgen, hoe ongelukkig ze zich ook voelde, want daar was veel voor nodig. Marga wilde hier iets afronden en haar opleiding niet voortijdig afkappen omwille van anderen - ze was haar eigen baas met haar eigen toekomst.
Waar was ze in vredesnaam terechtgekomen?
In het vizier van een voor de geest gehaalde gedaante zonder enige vaste stof waaruit hij bestond hield ze zich staande. Hij was er puur in de vorm van een gedachte, de gedachte dat aan alles een eind kwam, waarna er weer plaats zou zijn voor een nieuw begin - waar en van wat voor een aard dan ook. Ook voor Marga, die niet over zich heen wilde laten lopen. Ze was er geen geliefd persoon, of geen gewone, geen normale, volgens hen, zij die haar kennisloos beconcludeerd hadden. Hier was ze de muzak onder de muziek.
Ze mochten horen, mochten eindelijk eens horen, nu ze opgegeven had dat ze überhaupt luisterden. En kijken, puur kijken, want zij zagen dwars door Marga heen, zij zagen niets anders dan het etiquette en noemden dat geluk. Bespaarden zich de moeite om verder te denken dan dat.
Het leven was al lastig zat, ambitie zou lang niet altijd nodig zijn. Doelloos leven kon volgens Marga altijd, het lichaam zou er niet dood van gaan en echt geestverruimend zou het niet zijn, maar er kwamen geen ziektes van.
Marga sloeg de hoek om en kwam bij de lift. Hier hoorde ze niets meer van het gedempte lachen waarvan ze geen deel kon uitmaken. Ze zou er niks van snappen, van etiquette humor, gedrag, voorwaarden, mores en altijd dat eeuwige iedereen moet zoals wij zijn of dan.. Maar niets stond op papier.
Het was al lang een zooitje geworden op de borrel, met over de vloer gegleden pizza en tegen het plafond geplakte kaasslierten en in het stof van de banken gesmeerde tomatensaus en naar alcohol ruikende adem en van zweet doordrenkte overhemden. Marga zou het moeten opruimen, maar kon zich niet verantwoordelijk voelen voor kleuters in de lichamen van jonge volwassenen. Ze zouden vast denken dat ze volwassen waren, mijmerde Marga. Ze bleef haar eigen baas.
'Wie denk jij wel dat je bent', had Ginet geschreeuwd, toen haar twee steunpilaren Marga uit de ruimte waren komen halen. Ginet had zich als zelfbenoemd kernfiguur in het bestuur op de vloer van het damestoilet laten zakken en was in een tomeloos schreien uitgebarsten. '..met je kleine, kleine leventje!' Gevolgd door 'Jij regels alles op een verkeerde manier, je bent veel te formeel, te serieus maar laconiek als het er op aankomt. Je bent te.. te.. te..' Gestotter, geen adempauze. 'Met of zonder jou maakt geen verschil en als het verschil maakt, is het zonder jou beter.'
De ogen van Ginet waren in het toiletlicht blauw omrand van het te veel op zich willen nemen, alle taken naar zich toetrekken. De andere twee, masterstudenten voor wie ze nog wel een zeker ontzag voelde, hielden haar vast - samen sterk, samen zwak.
De energie die Marga zou gebruiken om alles zo quasi verkeerd te regelen, gebruikte ze na de stortregen van verwijten om zich om te keren, en zonder verder commentaar de ruimte te verlaten. Kort daarna verstomde het geginnegap, geroezemoes, gegiebel in de borrelruimte voor een moment. Even werd een vaag deuntje hoorbaar. Even trad de muzak op de voorgrond, voordat zij geheel verdween door de openstaande deur.
Het trio betrad de borrelruimte en het gelach ving weer aan - luider dan tevoren. Sterke verhalen maakten sfeer.
Marga was nog een tijdlang in de bestuurskamer geweest, met het licht uit en de luxaflex geopend. De paar straatlantaarns op het binnenplein wierpen schaduwen over alle rommel in de kamer, en ze liet zich in de stoel achter de linker computer zakken. Totaal uitgeput, even radeloos. Ze liet de gedachten over zich heen komen zonder ook maar een poging te doen om ze tegen te houden, evenals al die indrukken die ze had opgedaan. Ze liet ze maar even zonder te proberen ze te filteren.
In het schijnsel van de lantaarns zocht ze een tijd later haar spullen bij elkaar die ze in de bestuurskamer had achtergelaten. Ze wilde niemand meer tegenkomen. Vroeg of laat zouden ook anderen hun spullen hier komen ophalen.
Maar niemand was haar komen zoeken of halen, want het kon heel goed zonder haar daar. Dan maar een muzakje minder, het was haar duidelijk dat ze haar geen sfeerzetter achtten, eerder een dooddoener van alle koe- en kalfpraat aldaar. Ieder groepsgesprek, iedere dialoog, ze hoefde vaak maar iets te zeggen of het geheel verstomde.
Ze deed de deur achter zich op slot en sloop weg over de schamel verlichte gang. Gezoem van tl-buizen was de enige muzak.
Marga sloop weg, lift naar beneden, trap naar buiten, omhuld door een veilige deken van nacht die alle geluiden deed verstommen. De nacht omsloot haar buiten, streelde haar met een bries. Hoe was ze toch ooit in het bestuur terechtgekomen?
Dit fragment wordt deel van een groter geheel.
Alicekaren
Het kind Heleen
dat was vanzelf zo gegroeid
geen meester die het haar had hoeven vragen
‘zeg kun jij niet beter ver weg gaan zitten’
Heleen was meestal alleen
keek toe
werd moe van het toekijken
en ging dan maar weer naar binnen
een boek lezen
met haar lange nek
Maar toen begon het lichaampje
eromheen
te groeien en te groeien
Heleen werd een mooie jonge vrouw
met lange benen en ronde borsten
en frisse wangen
En Heleen kon zingen
Zo mooi had niemand gedacht
Ze werd operazangeres
en zong een lied over een zwaan
Schreef haar eigen teksten
en reisde de wereld rond
Totdat
haar nek weer begon te groeien
.
Moord op het Binnenhof, 5
‘Ha, meneer de rechercheur nietwaar? Ik heb al over u gehoord.’ Peter J voelde een voorzichtige hand op zijn schouder. Juist nu hij een schemerige kamer in wilde lopen die hem vanaf de trap was opgevallen. De man had een zachte stem met veel lucht. Zijn huid was dun, maar de ogen schitterden hem vriendelijk tegemoet.
‘Dat klopt’, zei Peter J, ‘en met wie heb ik de eer?’
‘Nou’, zei de man, ‘dat is nogal een verhaal apart. Wie ik ben. Niet zo eenvoudig uit te leggen. Ook ligt het eraan wie je het vraagt. Zo zal de gemeenteambtenaar iets heel anders zeggen dan de baas van Facebook. Die laatste is inmiddels trouwens multimiljardair, wist u dat? Een halve crimineel natuurlijk, steelt ieders persoonlijke gegevens en verkoopt de boel aan derden, zonder enig gevoel voor verantwoordelijkheid. Koelbloedig typetje als je het mij vraagt. En sinds de vingerafdrukaffaire (*zie NB onderaan), je weet wel, de enige student en overleden held [hier articuleerde de man zo goed dat alle lucht even uit zijn stem verdween] in heel Nederland die de staat aanklaagde omdat een paspoort alleen te verkrijgen is als onze vingerafdrukken in een databank opgeslagen worden... nou, sindsdien weet helemaal niemand meer wie ik ben. Want die vingerafdrukken heb ik uit mijn paspoort geknipt.
Toch heb ik zo’n twee en een half duizend vrienden. Dat is toch echt niet niks.
Maar ik noem mezelf Klaas, als je dat bedoelt. Meestal dan.
Zie je dat raam? Daar heb je een prachtig zicht op de Hofvijver en de flanerende stadsgangers. Daar sta ik vaak. Het is zo’n zeldzame plek in Den Haag waar niemand iets van je wil, gewoon omdat ze je niet kunnen zien’.
Peter J deed z’n mond open om wat te zeggen. Het moest iets worden met een gedecideerde klank, een stevige handdruk erbij, rechte rug, en blik op vooruit. Maar toen gebeurde er iets wonderlijks. Hij zag zichzelf in een flits bij dat raam staan, en wilde daar niet meer weg.
Bijna tegelijk klonk er een schelle lach vanaf het terras beneden. Maar dat hielp niet. De flits bleef.
‘Kom maar’, zei Klaas. ‘Ga even zitten. Het geeft niets’. Peter J was opeens, na vijf minuten met open mond gezwegen te hebben, hevig snikkend in zijn armen gevallen. ‘Ik haal een glaasje water voor je. Hier, pak gerust die stoel en kijk even naar buiten, toe maar, dan kom ik zo terug’.
Het was geen stoel maar een kruk met lange poten en korte rugleuning. Een uitzichtstoel, als die bestaan. Ja die bestaan, in hotel New York had hij er een gezien voor een hoog raam. Daarvandaan kon familie vroeger kijken en zwaaien, of konden mensen een tijdje hunkeren voordat ze de boot namen. Ook had hij zo’n kruk wel eens bij een Ierse vrouw thuis zien staan. Die zat daar elke middag naar de oceaan te kijken.
Ik moet weg, dacht Peter J, ik wil weg. Vlug draaide hij zich om en zonder verder nog iets te zien, laat staan te observeren, snelde hij de trap af en naar buiten. Bij de haringtent aan de vijver kocht hij een koffie, een portie kibbeling, een ijsje, en nog een softijsje. ‘Jij ziet er verwilderd uit’, zei de haringman, ‘ben je komen zwemmen? Geintje hoor, goede keus trouwens, u wist zeker dat we momenteel een moeilijke haring hebben, het is een rampjaar. Onder druk van die verdomde commercie is onze Hollandse nieuwe veel te vroeg uit zee gehaald’. Peter J’s gezicht stond bezorgd, hij knikte een paar keer en liep toen met volle handen door het poortje het Binnenhof op.
---
* NB: stichting Privacy first adviseert nu hun standaard brief te gebruiken en te verspreiden.
zaterdag 17 juli 2010
#1
Wervelende jazzklanken voortkomend vanuit de speakers van mijn oude computer vervullen mijn lichaam tot in de kleinste vezel.
Mijn ogen turen naar het scherm, zoekend naar woorden, zoekend naar gedachten en mijn hoofd is leeg, maar tegelijkertijd vervuld van gedachten en ideeën.
Ik probeer het nog eens. Ik sluit mijn ogen en leun achterover, maar tevergeefs. Het beeld blijft onveranderd.
De goedkope rugleuning van m’n tweedehands bureaustoel kraakt, maar ik hoor het niet. Buiten hoor ik vrolijke kinderstemmen. Ze schreeuwen, ze zingen, ze huilen.
De vogels fluiten de laatste zang van de dag.
Ik kijk door het keukenraam en zie mijn eenzame buurman de stoep aanvegen op hetzelfde ritme als gisteren, om dezelfde tijd, met dezelfde bezem.
Met die bezem verantwoordt hij zijn aanwezigheid op deze wereld. Zijn glimlach weerspiegelt in mijn doffe ogen.
Ik ken geen glimlach. Mijn wereld is zwart. Inktzwart.
dinsdag 13 juli 2010
Dresscode (3)
Marga ging naar de vierde verdieping om een kopje thee te halen. Daar stond een waterkoker met daarbij gratis theezakjes. Op alle andere plaatsen domineerde de dure catering, maar bijna niemand was bang voor de gehanteerde prijzen voor kopjes koffie, thee of broodjes met los aan te kopen plakjes worst of kaas. En zo hield die monopolie stand.
Toen Marga met een volle kop thee richting de liften wankelde voor de volgende serie presentaties, kwam ze Judie tegen. Ze had haar Mac onder de arm. Ze was onafscheidelijk van dat ding - bij presentaties prijkte het altijd op het tafeltje. Ze kon het haar USB-stick niet aandoen om hem te doen omsluiten door de USB-ports van de computers in de collegezalen van de universiteit zelf. De powerpoint zou dan gelijk op de beamer verschijnen. Prijken wilde ze, met dat bezit dat circa vijftienhonderd euro gekost zal moeten hebben. Prijken omwille van het prijken, hunkerend naar aandacht. Marga wist het zeker.
'Hoi Judie..' stamelde ze toen Judie trachtte voorbij te lopen, Marga volledig aankijkend, maar de mond gesloten. Marga voelde de hooghartigheid waarmee Judie een glazen muur om zich heen had gebouwd, waarvan de deuren alleen toegankelijk waren voor Tom en wat andere zuiplappen die in hun vrije tijd weinig anders deden dan naar voetbal kijken en feesten, onder het mom van studentenraad of bestuurscommissie. Vervuld van deze vermeende levenswijsheden waanden ze zich allemaal superieur aan anderen, terwijl de fundamenten hiervan slechts uit naïviteit bestonden. Als Judie nou de enige was geweest op de universiteit die zo was.. De verjupping op de academie nam voor Marga ziekelijke vormen aan en ze vreesde aldaar een verwording tot een massa van schapen waartussen de enkele geiten genadeloos onder de voet gelopen werden.
Vijf meter verderop kwam Judie met tegenzin tot stilstand, alsof een onzichtbaar elastiek haar niet verder kon laten gaan. Vijf meter was de kleinste afstand die Judie veilig achtte voor dit ongewenste oponthoud, dat haar totaal had overvallen. Wie wilde er nou met die Marga praten, want dat kon alleen maar over levenskwesties en filosofie en dat soort zaken gaan volgens Judie. Marga, die alleen maar over die onderwerpen kon dooremmeren, altijd maar de diepte in duikend, nooit eens ontspannen aan de oppervlakte van luchtige onderwerpen. Van alledaagse onderwerpen. Voetbal. Uitgaan. Borrels met de studievereniging.
'Ja?'
'Hoe gaat het met je, en weet je al een beetje wat je komend studiejaar gaat doen?'
Judie was verbaasd over Marga's vraag. Er zou vast iets achter zitten.
'Hoezo?'
'...Tsja. Ik heb de periode hiervoor geen vakken met je gevolgd. Ik vroeg het me gewoon af.. of je al gekozen hebt voor een Master, of dat je in de tussentijd misschien andere plannen hebt gemaakt?'
Marga lachte van binnen om de hachelijke arrogantie, die volgens haar vanaf de laagste trede omhooggevallen moest zijn. Die niets anders was dan een banale ziel die mede door mooie praat goede cijfers wist te halen, een nouveau riche zonder stijl. Ze zou later vast haar zakken gaan vullen in het pluche van de grootste vakbond, die al lang niet meer voor werknemers opkwam. De inhoud van mooipraterij, leeg maar toch dat verdomde win-win scenario implicerend, en het creëren van een nog groter ego stonden haar vast aan, dacht Marga. Daarvoor zou ze veel over hebben, ze zou het bloed onder de nagels van inferieuren vandaan halen, van de werknemers, de arbeiders, het plebs, de grondvesten van de maatschappij, die ze verloochende. Ze zou regelrecht op instorting van de maatschappij kunnen aansturen als ze zich zou verenigen met anderen zoals zij. Zij dacht het toch wel te overleven. Maar volgens Marga was de maatschappij al aan het scheuren door polarisatie en banalisatie, waarbij de muren eromheen, gebouwd van verworvenheden, stukje bij beetje afbrokkelden.
Marga schrok op uit haar gedachten door het antwoord van Judie. 'Ik ga volgend jaar nog geen Master doen. Ik ga rondreizen in Zuid-Australië.'
'Oh. Leuk voor je.'
Ze hadden elkaar niets meer te zeggen en Judie liep achteloos verder. Marga voelde het als een overwinning. Volgend jaar zou ze geen last hebben van dat kind, dat haar te arrogant was om aangenaam mee samen te werken - hoewel de overeenkomst was dat ze beiden graag goede cijfers haalden.
Als die Mac nou eens op tilt zou slaan of langs de balustrade naar beneden zou kletteren.. Dat rondreisje, dat was vast van papa's geld..
Marga liet de gedachten hun gang gaan.
Dit fragment wordt deel van een groter geheel.
Alicekaren
zaterdag 10 juli 2010
Weer thuis
woensdag 7 juli 2010
Vriend
maarkijkje goedkijk je echt
dan zijnze ego ego
pikken nog hetbrood van je tafelde
stoel onder je reet, denken ik ik
heb heb en give me morejij
jij aande kant jij
hetis alsof je leeftin
een bakmet
sperma bewaar mij
bespaar me
ikwil samen overleven
enanders niet vriend
zaterdag 3 juli 2010
Moord op het Binnenhof, 4
Hier een bericht van uw alwetende verteller. Met excuses.
U zult het misschien al gemerkt hebben, maar ik ben nu toch genoodzaakt geweest een personale verteller in te huren. De klus is zelfs voor een schrijver als ik te groot. Er staat bovendien veel op het spel.
Maar ik beloof u dat ik het in de gaten zal houden, en waar nodig zal schrappen en redigeren. Die jongelui (want de doorgewinterden kan ik niet betalen) gebruiken tegenwoordig noch kennis noch verstand. En ze schrijven soms gewoon waar ze zin in hebben, maken er een studentikoos of columnesque stukje van. Het is alsof die nieuwe tekstschrijvers (want noem ze geen schrijvers) nog nooit een interessante literaire activiteit hebben bijgewoond. Ze experimenteren maar wat, beginnen ergens en kijken waar het schip strandt. De meeste 'personaaltjes', om het even gechargeerd te zeggen, hebben helaas geen visie op vorm en inhoud, weinig gevoel voor pengebruik bovendien.
Hoewel ik zorgvuldige instructies gegeven heb, kan het dus zijn dat er hier en daar wat kromme zinnen insluipen, aan mijn oog ontsnapt. Daarvoor bij voorbaat mijn excuses. Mocht u klachten hebben aarzel dan niet te klagen!
Ik zal er alles aan doen om dit verhaal op een behoorlijke manier verteld te krijgen. Daar kunt u van op aan.
woensdag 30 juni 2010
De veelprater
Dresscode (2)
Marga had nooit overwogen om haar opleiding voortijdig af te breken omwille van het soms groezelige sociale aspect dat haar ten deel was gevallen. Het was haar om inhoud te doen, en om meer niet. De tijd waarin ze ook aan de toekomst van anderen dacht, was lang geleden in de kiem gesmoord, ergens aan het begin van de bachelor. Nu dacht ze alleen nog aan haar eigen toekomst, en hoe ze die smet die er op lag niet tot iets onoverkomelijks zou weten te maken. Zo vaak had ze gehoord dat de studententijd de leukste tijd van het leven was, moest zijn of zou zijn. Tot dusver leek het voor haar niet meer dan een mythe. Iets dat zeker niet nostalgeerwaardig was.
Ze had groepen mensen leren kennen met groepsnormen waaraan ze niet voldeed. Intomen en aanpassen weigerde ze. Wel was ze goed genoeg om voor een karretje te spannen als er in samenwerkingsverband een cijfer gehaald moest worden, wat haar nooit in dank was afgenomen.
Er werd in pauzes veel gepraat over niet-studiegerelateerde zaken waarover ze niks te vertellen had. Ze bleef stil. Zei ze wat, dan was ze de dooddoener van welk gespreksonderwerp dan ook. Die vorm van uitsluiting vond ze onprettig en onnodig, zeker wanneer men dan ook nog eens naar haar keek alsof ze van een andere planeet was gekomen. Als ze de macht had gehad, had ze er wel over nagedacht de menselijke soort uit te roeien en opnieuw te laten beginnen. Ze schaamde zich rot voor die gespreksonderwerpen - lege omhulsels van commerciële tv, lectuur en prietpraat over al even lege cv's vol met nonsense om maar een zo vol mogelijk cv te krijgen. Groepsnormen waren niks voor Marga.
In de studievereniging was het al helemaal niets geworden met haar. Ze had weinig dankbaarheid aangetroffen voor haar activiteiten als bestuurslid. Ze was in de vereniging geschoffeerd, wat haar had gemotiveerd om na het afronden van het bestuursjaar met de vereniging te breken. Alumnus of reünist wilde ze niet worden, want dan moest ze die nostalgie van de studievereniging, die nooit nostalgeerwaardig was in haar geval, opnieuw beleven in abjecte reünies. Ze was nog slechts lid op papier en ontving wat korting op boeken, maar meer niet.
Hun groep was nog geslotener dan bij haar jaargenoten. Het was erbij horen of er helemaal buiten vallen. Dat was de mores aldaar, het ongeschreve. Marga was meer dan eens afgedaan als egocentrisch, egoïstisch, autistisch, gesloten en ongezellig. Vervolgens achtten ze zichzelf wel ontzettend sociaal, of misschien was het wel zo gemakkelijk om eigenschappen die ze zelf misschien hadden op een ander af te schuiven, die niet volgens dezelfde code was. De studievereniging vormde immers het summum van socialiteit, aardigheid en gezelligheid. Marga wist dat er aan dat imago niet te tornen was. Tegengeluiden werden genegeerd. Men droomde van roze wolken en ballonnen die eigenlijk al lang kapot geprikt waren, stilletjes, waardoor regens van alcoholica neerdaalden op de ruimbekraagde overhemden. Marga zag ze het liefst opdonderen, gepikeerd door de scheuren in de fundamenten van hun reputatie. Die groepsnormfundamentalisten deden volgens Marga niets anders dan gezellig zuipen van het geld van papalief op die o zo open barrals als zijnde de sociaalste wezens der Aarde. Dat hok van hen in dat yuppengebouw meurde naar bier, maar was zonder enige inhoud van betekenis. Een elkaar toebedeeld en boven het hoofd gehouden erelidmaatschap stond echter zo goed op het cv.
Ze konden net zo goed echte uniformen aantrekken als kroon op hun uniciteit. Marga zag ze al over de toonbank gaan. Hun identieke barcodes zouden ze identificeren als 3-packs Durex regular of anders wel de goedkoopste biertjes. Marga kon ze ook zonder uniform of productbarcode herkennen. Het hoofd was dusdanig omhoog gekanteld, dat het lijf bijna achterover viel, wat het vast nog eens zou doen als het aan haar lag. Verder waren ze banaal en oppervlakkig naar haar, maar in het begin leken ze bijna aardig..
Judie blies tijdens haar presentatie het hardst van haar ivoren toren. In een overdreven wollig Engels, rijkelijk voorzien van een nog overdrevener accent, zette ze een onomstotelijke presentatie neer, een tactiek waardoor iedereen verkocht was. Iedereen werd verzwolgen door de extase die dit teweegbracht. Haar gepraat zou zo op de voorgrond van een militaristisch getrompetter en tromgeroffel passen, waarvoor eenieder ademloos boog. Ze verwrong haar gezicht in alle mogelijke grimassen om de woorden eruit te persen. De uiterlijke lelijkheid die dit teweegbracht werd verhuld door haar perfecte lichaam - althans de houding die dat uitdroeg - waardoor ze vast niet werd afgerekend op de uitstraling of houding. De presentatie leek naadloos, maar ergens klopte er iets niet.
Men had niets door, de presentatie was zo volmaakt naar etiquette. Behalve Marga klapte iedereen zo hard, dat het applaus zich mat met een daverende staande ovatie. Marga achtte het niet onwaarschijnlijk dat Judie's grootste fan Tom spontaan was gaan ejaculeren.
Na het volledig afwachten van de ovatie en nadat ze haar sjaaltje had geperfectioneerd, ging ze weer in het publiek zitten. Tom, die met zijn grote hoofd recht voor Marga zat, gaf Judie een schouderklopje en fluisterde: 'Logisch dat ze jou als eerste hebben laten presenteren vandaag.'
Na nog een aantal presentaties en een pauze was Marga aan de beurt. Judie fluisterde met een sarcastische blik in het oor van Tom. Vast iets met code's waaraan ik allemaal niet zou voldoen, dacht Marga. Judie ging weer recht zitten, maar bleef zich regelmatig naar Tom toe buigen om haar perfecte presentatie nog verder op te hemelen, wat ze ten koste deed van andermans presentaties. Het speet Marga dat een deel van hun opleidingen gemeenschappelijk was. Judie, als lid van de Facultaire Studenten Raad en van twee commissies in haar veel grotere studievereniging, trachtte haar gefluister te verbergen door een hand tussen haar hoofd en het oor van Tom in te houden. Dit straaltje van tact werd verder verborgen door haar onberoerde gezicht dat Marga aanstaarde wanneer het niet aan het fluisteren was. Dat symmetrische gezicht, gespeend van ook maar de kleinste asymmetrie door persoonlijk leed in het verleden. Judie was nog een groentje en Marga kreeg bijna medelijden met haar. Ze wist geen remedie. Ze was geen alien die in staat was de menselijke soort uit te roeien. Het ongeschrevene was niet te bestrijden met enig wapen. Ze had niet de behoefte zich aan wapenfeiten jegens de perfecten schuldig te maken, om vervolgens opgesloten te worden in de diepste kerker der menselijke schaamte - de schaamte van de mensen der norm, de kosmopolieten, de populisten, hokjesgeestfundamentalisten of sadomasochisten.
Na afloop had ze geen slecht gevoel over haar eigen presentatie, maar Judie begon weer te fluisteren tegen Tom, en ze voelde dat de jury eerder achter sprankelend academica Judie dan achter haar zou staan.
Dit fragment wordt deel van een groter geheel.
Alicekaren
dinsdag 29 juni 2010
Wereldkampioenschappen filosofie
zondag 27 juni 2010
Eliminatieopdracht

Maar hij mocht nu even niets. Het was de zelfverkozen dictatuur geweest waar hij zich aan moest onderwerpen deze tien dagen. Voor hem een grote kans om verder te komen en landelijke bekendheid te krijgen door de tv opnames. Dus dat wilde hij voor geen goud laten lopen. Hij had zich aangepast. Dat kon hij wel, als het moest. Nog even, had hij telkens gedacht, nog even en dan mag ik weer naar huis en ben ik een belangrijke ervaring rijker.
Hij merkte niet eens meer dat hij 'chef' zei achter elke zin en halfzin. 'Ja natuurlijk chef, geen probleem chef, ga ik meteen doen chef'. Hij vond het inmiddels normaal. Of hij vond eigenlijk niets meer, hij deed gewoon wat van hem werd geëist. Zonder zich af te vragen of hij dat eigenlijk wel wilde. En waar het ook alweer precies goed voor was om hier als moderne slaaf rondgecommandeerd en toegesnauwd te worden. En of het misschien ook niet schadelijk zou zijn voor het een of ander.
Voor het voorgerecht hadden ze twaalf minuten gekregen, en geen seconde meer. Het hoofdgerecht mocht iets langer duren. Maar als er op een fluitje werd geblazen betekende dat: nog zeven minuten te gaan. Het was hem allemaal gelukt. Hij had een mooie lamsbout kunnen serveren, compleet met groentegarnituur en aardappelkroketten. Vooraf gegaan door zijn specialiteit: een lichte mousse van zalm en mierikswortelroom. Met liefde en aandacht gemaakt. Niet eens voor zijn trouwe restaurantgasten, of voor mensen met trek laat staan honger. Nee, voor die fatsige, verwende juryleden achter hun steriele tafeltjes, die maar één hap zouden nemen, altijd met zure gezichten. Ze praatten trouwens ook als robots. Waarom toch eigenlijk. What's the point?! What the... Nee, niet vragen, je niets afvragen, niet denken.
Doorlopen, met je zweethandjes op je rug, tot het witte kruisje op de vloer en dan stil staan en vooruit kijken. Een heupbreedte van elkaar vandaan, zoals geoefend was. Witte petjes achter op het hoofd, armen en handen uit het zicht. En zwijgen, koppen dicht, natuurlijk.
Wachten. Op een rijtje.
Er zei iemand een of twee woorden (was het: goedenavond, leuk dat jullie...?)
stilte...
muziekje
tja ta pam
tja ta pam pam pam
MICHAEL!
zei de middelste
WE VONDEN JE HOOFDGERECHT...
pam pam pam
TE ZWAAR!
TE VEEL OREGANO
EN NIET ZOUT GENOEG
(shit ik dacht nog zal ik de oregano en het zout anders op tafel zetten, zoals ik altijd doe, kunnen ze zelf even kijken wat ze het lekkerst vinden. En inderdaad, je weet ik hou wel van een stevig hoofdgerecht, het moet iets om het lijf hebben toch, het is tenslotte een hoofdgerecht, maar misschien zou ik nog... Stop, niet denken! En je niet verroeren, hoofd moest in de plooi blijven, goed zo, goed zo)
EN JE VOORGERECHT!! zei de stem
tja ta pam pam pam
WAS MISLUKT!!
RONDUIT!
padam pam...
JE BENT GEËLIMINEERD!!!
Het woord dreunde door zijn hoofd. Wat betekende dat ook alweer. Ze hadden het nog geoefend. Er zat een beweging aan dat woord vast, een draai en...
Michael stampte een keer met z'n rechter voet, het ging opeens vanzelf. Snel draaide hij op de enkels richting deur en marcheerde voort. Crissie en Marleen die als laatsten in de rij stonden gluurden vanuit een lijkbleek gezicht naar hem op. Maar hij zag niets, hij hoorde alleen het ritme van de muziek. Links rechts links rechts. Klapdeuren door.
De keuken tolde voor zijn ogen, pannen begonnen te zweven en te deinen. Koortsachtig ging hij op zoek naar zijn tas met kleding. Maar die moest nog ergens in een van de tv-crew campers liggen. Tranen biggelden over zijn wangen. Het was over. Hij had zo z'n best gedaan, zo iets heerlijks weten klaar te maken, en nu was hij geëlimineerd. Hoe kon dat gebeuren. Hij had eerste willen worden, met de prijs naar huis willen gaan, omhelsd en gezoend worden door de hele straat, hoog bezoek in zijn restaurant voortaan, hij had...
HALT! riep een stem nu achter hem. In slow motion draaide hij zich om. Het was chef.
JE HEBT HET NIET GEHAALD, JE BENT NIET DOOR, BEGRIJP JE DAT? Michaels adem stokte. Er was iets mee, hij had nog iets moeten zeggen misschien ter plekke, of juist niet. Hoe deden ze dat ook weer. Een buiging? En 'ja chef', of 'dank u chef' of...
Muziek nu, door en door in hetzelfde ritme.
Chef's ogen knipperden niet meer. Uit zijn mond kwam geen geluid. Michael zag zijn lippen wild bewegen, maar hoorde niets. Hij wilde dan maar, in elk geval, in een of andere houding springen, maar gleed uit.
Chef trok een mes uit een van de blokken op het aanrecht en zonder aarzelen deed hij twee grote stappen in de richting van de wankelende Michael, en begon op hem in te hakken.
Moord op het Binnenhof, 3
Rechercheur Peter J. struikelde over zijn eigen voet bij het omdraaien. De onaflatende woordenstroom van die Gerard en de eigenaardige geur in het café deden hem duizelen. Waarom praten mensen eigenlijk voortdurend, vroeg hij zich af, ook als ze niets interessants te melden hebben. En dit is pas de eerste getuige.
Nooit eerder was hij ergens op afgestuurd als tactisch rechercheur. Dus dit was het grote moment, dit was de zaak die hem nog een heel leven zou heugen. Als hij nog een heel leven mee zou gaan tenminste. Anders een half, of...
'Excuseer', zei Peter J. vastberaden, 'ik moet weer verder, maar bedankt voor alle informatie, ik kom misschien nog bij u terug. En mocht u de komende tijd iets verdachts zien of horen, mailt u mij dan, aarzel niet. Hier, ik geef u mijn adres'.
Op het kaartje stond:
613@haaglanden.politie.nl
Hij haastte zich een stevige handdruk te geven. Gerards gezicht veranderde binnen een seconde van opgetogen in getergd. De rechercheur zag het, knikte, en liep zo snel en zeker als hij kon de trap op. Een trap, dacht hij, die gaat ergens heen. Dat is handig.
vrijdag 25 juni 2010
Boeken
Ik heb een heel vakantie-lijstje af te werken, maar wil beginnen met korte verhalen van Raymond Carver. Een dierbare kunstvriendin schreef: (..) ze zijn zo razend knap geschreven dat het gewoon puur genieten is. Een kort verhaaltje en je hebt het gevoel alsof je in de bioscoop hebt gezeten en een waanzinnig lange roadmovie hebt uitgezeten. Thanks P, ik ga er morgen aan beginnen!
En wat lezen jullie?
donderdag 24 juni 2010
wat is poëzie?
klaproos, van wie velen ten onrechte menen dat ze tot de familie der rozen behoort, is ondergeschikt aan het belang van het gebouw, hoe lelijk het zich ook in zijn arrogantie verheft boven het wonder van het leven. Klaprozen zullen weggemaaid, verdelgd en vernietigd worden, wanneer ze zich hovaardig oprichten in de schaduw van door mensen geconcipieerde gebouwen. In een van de gebouwen waarop ik zinspeel, werk ik. Een met opzet zo afstotelijke constructie dat het nabijgelegen Centraal Station, misantropisch van opzet tot in iedere centimeter beton, de allure krijgt van een sprookjespaleis. Iedere vierkante meter in de verre omtrek is zo doortrokken van een dorheid, levenloosheid en abjecte monsterlijkheid, dat passanten slechts met grote moeite het gebied betreden zonder onherstelbaar depressief te worden. Tot gisteren verpoosde ik graag tussen de wilde planten, grassen, klaprozen en geheimzinnige onbekende soorten waarvan de bloei oogluikend werd gedoogd, tijdens de mij toebedeelde pauzes, in een verloren hoekje van het gebouw. Een bescheiden oase van bloeiende planten in een woestenij van steen, asfalt en beton. Maanden heeft het ze gekost, de planten, om tot wasdom en bloei te komen, maar uiteindelijk stonden ze daar in volle glorie, geheimzinnig bloeiend. Bijen, hommels, zweefvliegen en vliegen vonden hun weg tot hun verleidelijke bloemen. Binnen 5 seconden werd hun moeite tenietgedaan door lompe arbeiders, die een zware plaat achter zich aan sleepten en over de planten flikkerden, of het onbeduidend onkruid was. De isolatie van het gebouw diende gecontroleerd te worden, orders van de baas, dus pech voor het onkruid. Benzinedamp en lawaai om zich heen verspreidend, controleerden de mannen de staat van isolatie van het gebouw, zoals bevolen. Onder hun ronkende, stinkende machine, geplet onder de zware platen waarop de machine steunde, kwijnde het wonder, bijen en hommels in verwarring en consternatie achterlatend. Maar god, wie let daar op?